In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres had in juni 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het gepleegde geweldsmisdrijf was ingediend. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende medische informatie heeft verstrekt om aan te tonen dat er sprake was van psychische overmacht die de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen. Eiseres had eerder in oktober 2021 ook een aanvraag ingediend, maar deze was eveneens buiten de termijn. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag te laat is ingediend en dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van aanvragen binnen de gestelde termijnen en de noodzaak van onderbouwing bij termijnoverschrijding.