In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen VOF [eiseres] en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 januari 2022, waarin verweerder besloot tot invordering van een verbeurde dwangsom van € 1.000,-. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar, aangezien de beslistermijn op 3 juni 2022 afliep, maar het bestreden besluit pas op 18 augustus 2022 is genomen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond en stelt de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 299,-. Daarnaast is het bestreden besluit vernietigd, omdat de rechtbank van oordeel is dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat verweerder van invordering van de dwangsom had moeten afzien. De rechtbank herroept het primaire besluit en veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.381,50 aan proceskosten aan eiseres.