Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen
[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Kosten voor rechtsbijstand
Reiskosten
Griffierecht
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoekster had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze met ingang van 18 november 2021. Na een bezwaarprocedure, waarin het Uwv het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft verzoekster beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 is het onderzoek heropend, waarna een psychiater als deskundige is benoemd. Op 22 februari 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard en de proceskosten tot € 624,- werden vergoed. Verzoekster trok hierop haar beroep in en verzocht om vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat verzoekster recht had op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, ondanks dat zij geen opgave had gedaan van deze kosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 2.187,50 en de reiskosten op € 51,66, wat het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten op € 2.239,16 bracht. Daarnaast moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2024.