ECLI:NL:RBDHA:2024:5765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 17 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser vreest voor indirect refoulement bij overdracht aan Zweden, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen. Dit houdt in dat de rechtbank ervan uitgaat dat de Zweedse autoriteiten hun verdragsverplichtingen nakomen, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er systeemfouten zijn in de Zweedse asielprocedure die een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest zouden kunnen veroorzaken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.