Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vordering tot nakoming van betalingsverplichting
178,00 (eventueel vermeerderd met kosten betekening)
Rechtbank Den Haag
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de eiser, Haags Assuradeuren Bedrijf B.V. (HAB), een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., met betrekking tot de opzegging van een samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst, die in 2013 werd gesloten, regelde de samenwerking tussen HAB als gevolmachtigd agent en [gedaagde] als assurantietussenpersoon. De opzegging vond plaats op 20 februari 2023, na een periode van oplopende schulden van [gedaagde] aan HAB, die niet tijdig werden voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 BW, en dat HAB bevoegd was om de overeenkomst op te zeggen op basis van de schending van betalingsverplichtingen door [gedaagde].
De rechtbank heeft de vordering van HAB tot betaling van €1.000.000,- toegewezen, evenals de beslagkosten en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet had betwist dat zij in beginsel gehouden was om de rekening-courantsaldi te betalen, maar dat zij zich op het standpunt stelde dat de opzegging onterecht was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opzegging gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de schending van de overeenkomst door [gedaagde].
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een samenwerkingsovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van financiële verplichtingen. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van HAB begroot en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van deze kosten, evenals de beslagkosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.