ECLI:NL:RBDHA:2024:5710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL24.13711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Syrische asielzoeker en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiseres, een Syrische asielzoeker, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de staatssecretaris stelde dat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres had eerder de overdracht naar Frankrijk gefrustreerd en de staatssecretaris had medische omstandigheden in zijn overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen en dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. Eiseres had aangevoerd dat haar medische omstandigheden een minder dwingende maatregel rechtvaardigden, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voortvarend had gehandeld en dat er zicht op overdracht bestond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13711

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V nummer] ,
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft op 3 april 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1974.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3 In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek; en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
5. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Grondslag en gronden
6. Eiseres stelt ten aanzien van de zware grond 3a dat deze grond haar niet kan worden tegengeworpen nu zij een asielzoeker is en er voor asielzoekers geen voorgeschreven wijze voor inreis bestaat. Eiseres stelt dat haar (illegale) binnenkomst in de asielzaak moet worden besproken. Eiseres meent dat de motivering van deze grond in de maatregel een allegaartje van allerlei argumenten bevat. Verder stelt eiseres ten aanzien van de zware grond 3b dat zij tijdens de Dublinprocedure altijd in beeld is geweest. Zij heeft het AZC nooit verlaten en wil zich houden aan de regels. Ten aanzien van de lichte grond 4a stelt eiseres dat zij een Syrische identiteitskaart heeft (overgelegd). Eiseres heeft de gronden 3k, 3m, 4c en 4d ook gemotiveerd bestreden. Eiseres stelt dat uit de gronden niet volgt dat er sprake is van een significant risico op onttrekking aan het toezicht. Bovendien merkt eiseres op dat de staatssecretaris na 12 maart 2024 niet direct in actie is gekomen. Eiseres ziet niet in dat
er tussen 12 maart 2024 en 3 april 2024 een significant risico op onttrekken is ontstaan.
7. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiseres valt onder de in artikel 59a van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de gronden 3a, 4b en 4a aan de maatregel ten grondslag heeft mogen leggen. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet op de voorgeschreven wijze Nederland is ingereisd. Eiseres is het Schengengebied met een paspoort en een door Libanon afgegeven Frans visum Frankrijk per vliegtuig ingereisd. Zij is vervolgens door haar zoon opgehaald en per auto naar Nederland gekomen. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat eiseres ten aanzien van het doel voor verkrijging van het visum een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, nu eiseres heeft verklaard dat haar doel was om naar Nederland te komen om voor haar (klein)kinderen te zorgen. Zij heeft derhalve op oneigenlijke wijze gebruik gemaakt van het verkregen Schengenvisum. Ook heeft eiseres verklaard dat zij Nederland zonder haar paspoort is ingereisd. De enkele stelling van eiseres dat er voor asielzoekers geen voorgeschreven wijze voor inreis bestaat treft gelet op het voorgaande geen doel. Verder heeft de staatssecretaris terecht de zware grond 3b aan eiseres tegengeworpen en terecht gesteld dat eiseres zich enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken, nu eiseres zich pas, na negen maanden in Nederland te hebben verbleven, heeft gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. De stelling van eiseres dat zij tijdens haar Dublinprocedure altijd in beeld is geweest doet aan het voorgaande niet af. Verder heeft de staatssecretaris terecht lichte grond 4a aan eiseres tegengeworpen. Eiseres is niet in het bezit van een identiteitsdocument in de zin van artikel 4.21 van het Vb, een Syrische identiteitskaart valt hier niet onder. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden, in samenhang bezien en met de in de maatregel gegeven motivering, voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen en om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Nu er voldoende gronden bestaan om de maatregel te dragen, laat de rechtbank de overige gronden 3k, 3m, 4c en 4d onbesproken.
Lichter middel
8. Eiseres stelt dat de staatssecretaris gelet op haar medische omstandigheden een lichter middel had moeten toepassen. De staatssecretaris had simpelweg een vlucht kunnen boeken en eiseres medisch kunnen begeleiden naar/tijdens de vlucht. Ook had eiseres dan op een normale manier afscheid van haar familie in Nederland kunnen nemen. Bovendien heeft eiseres aangegeven dat ze mee wilde werken.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel dan bewaring had moeten toepassen en om de belangenafweging in dat kader in het voordeel van eiseres te laten uitvallen. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiseres niet uit eigen beweging gevolg zou geven aan de op haar rustende vertrekplicht. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat een meldplicht en verblijf op het AZC niet hebben geleid tot overdracht aan Frankrijk. De staatssecretaris stelt terecht dat eiseres tweemaal eerder de geplande overdacht heeft gefrustreerd. De eerste keer vond de overdracht geen doorgang omdat eiseres stelde te lijden aan hyperventilatie, waarna een arts heeft vastgesteld dat eiseres wel kon reizen. Eiseres is echter niet bij DV&O ingestapt. Vervolgens vond een tweede overdracht geen doorgang omdat eiseres aangaf iets gebroken te hebben, waarna het ambulancepersoneel heeft vastgesteld dat eiseres niks mankeerde. Ook toen is eiseres niet ingestapt. De staatssecretaris heeft terecht gesteld en voldoende gemotiveerd dat een lichter middel niet zou leiden tot overdracht. Ook heeft de staatssecretaris de medische omstandigheden van eiseres kenbaar betrokken in de afweging of een lichter middel moest worden toegepast. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de enkele stelling dat eiseres heeft aangegeven dat zij wilde meewerken aan de overdracht niet.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, tot aan de opheffing van de maatregel, voldoende voortvarend aan de overdracht heeft gewerkt en dat zicht op overdracht bestond. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat, nadat eiseres op 12 maart 2024 geweigerd had om in te stappen bij DV&O, op 13 maart 2024 opnieuw een vlucht voor eiseres is aangevraagd. Eiseres is vervolgens op 28 maart 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld en op 3 april 2024 overgedragen aan Frankrijk. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Dat het dossier van eiseres enige tijd heeft stilgelegen volgt de rechtbank dan ook niet.
Ambtshalve toetsing
11. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.