In deze zaak hebben eisers op 21 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 7 december 2023. Vervolgens hebben eisers op 2 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het beslissen op de aanvraag heeft overschreden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, die door de staatssecretaris moeten worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.