ECLI:NL:RBDHA:2024:5693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL24.15034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting naar Turkije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die de Turkse nationaliteit heeft, heeft op 29 maart 2024 beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 4 april 2024 aan verzoeker medegedeeld dat hij op 8 april 2024 zal worden uitgezet naar Turkije. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening om de feitelijke uitzetting te voorkomen, zodat hij de uitkomst van zijn beroepsprocedures in Nederland kan afwachten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat hij op grond van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd is om een voorlopige voorziening te treffen, maar dat er in dit geval geen aanleiding is om dat te doen. Verzoeker heeft niet tijdig gereageerd op het terugkeerbesluit en er zijn geen aanknopingspunten dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de voorgenomen uitzetting niet in strijd is met het recht op een effectief rechtsmiddel, omdat verzoeker bijgestaan wordt door een gemachtigde die hem kan vertegenwoordigen in de beroepsprocedures.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is bekendgemaakt op 15 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15034

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 29 maart 2024 beroep ingesteld tegen een op diezelfde datum tegen hem uitgevaardigd terugkeerbesluit (NL24.14098) en aan hem opgelegde maatregel van bewaring (NL24.13915).
Verweerder heeft op donderdag 4 april 2024 aan verzoeker medegedeeld dat hij voornemens is om hem uit te zetten naar Turkije op maandag 8 april 2024, om 14:40 uur. Verzoeker heeft daartegen op 8 april 2024 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van genoemde aankondiging heeft verzoeker, onder verwijzing naar het beroep tegen de maatregel van bewaring, de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de feitelijke uitzetting achterwege blijft en dat hij de uitkomst van de beide beroepsprocedures en het bezwaar in Nederland mag afwachten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is in dit geval op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd om in afwachting van de uitkomst van genoemde beroepen en het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen als dat gelet op de betrokken belangen nodig is.
2. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder voorafgaande mondelinge behandeling op het verzoek beslissen als dat vanwege de bijzondere spoedeisendheid nodig is en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Gelet op het aangekondigde tijdstip van de overdracht van verzoeker, maakt de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik.
3. Verzoeker voert aan dat hij door de uitzetting niet aanwezig kan zijn bij de mondelinge behandeling van de beroepen op woensdag 10 april 2024. Dit is volgens hem in strijd met het recht op een effectief rechtsmiddel, zoals is neergelegd in artikel 6 van het EVRM. [1]
4. Allereerst merkt de voorzieningenrechter op dat het verzoek pas is gedaan enkele uren voor de geplande uitzetting waarvan verzoeker sinds 4 april 2024 op de hoogte is.
5. In het terugkeerbesluit van 29 maart 2024 is vastgesteld dat verzoeker de Turkse nationaliteit heeft en geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Hem is opgedragen onmiddellijk terug te keren naar Turkije. Ook blijkt uit het bestreden besluit dat verzoeker geen gevolg heeft gegeven aan een eerder bevel zich te begeven naar Polen, waar sprake was van een tijdelijk verblijfsrecht. Verzoeker heeft een en ander niet bestreden, zodat moet worden aangenomen dat sprake is van een terecht uitgevaardigd terugkeerbesluit. Niet is gebleken van aanknopingspunten voor het tegendeel. In zoverre is er dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Met het oog op de uitzetting is aan verzoeker de maatregel van bewaring opgelegd. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat de voorgenomen overdracht in strijd is met zijn recht op een effectief rechtsmiddel tegen de maatregel. Met de overdracht zal allereerst feitelijk worden bereikt wat verzoeker met dat rechtsmiddel nastreeft, te weten de opheffing van de maatregel. Ook na opheffing kan een oordeel verkregen worden over de rechtmatigheid van de maatregel zoals die ten uitvoer is gelegd. Het recht om hierover in persoon te worden gehoord, zoals beschermd door artikel 6 van het EVRM, strekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zo ver dat geen uitvoering mag worden gegeven aan het terugkeerbesluit, temeer nu als gevolg daarvan de bewaring zou voortduren. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat verzoeker in zijn beroep tegen de maatregel wordt bijgestaan door een gemachtigde, die hem ter zitting kan vertegenwoordigen. Ook in zoverre ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verzoeker op maandag 8 april 2024 om 14:16 uur en aan de gemachtigde van verweerder op maandag 8 april 2024 om 14:25 uur.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.