ECLI:NL:RBDHA:2024:569
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 30 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft eiser op 25 oktober 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 15 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft echter op 7 november 2023 een beslissing genomen op de aanvraag, waarbij deze is afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op het moment van het indienen van het beroep niet in gebreke was, aangezien er inmiddels een besluit was genomen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.