Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Turkse nationaliteit te hebben.
Het bestreden besluit 1 (terugkeerbesluit)
2. Vaststaat dat eiser op 24 november 2023 een bevel heeft ontvangen om zich onmiddellijk te begeven naar Polen op grond van zijn tijdelijke verblijfsrecht aldaar. In het bevel is opgenomen dat indien dit bevel niet wordt nageleefd, dat kan leiden tot het uitvaardigen van een terugkeerbesluit.Op 28 maart 2024 is eiser werkend aangetroffen in Nederland, zonder de benodigde tewerkstellingsvergunning, waarna hij is aangehouden. Vervolgens is op 29 maart 2024 een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd.
3. Eiser stelt dat het terugkeerbesluit ten onrechte is uitgevaardigd, omdat hij zich aan het bevel van 24 november 2023 heeft gehouden. Hij wijst daarbij op een stempel van 23 januari 2024 in zijn paspoort. Eiser meent dat daaruit blijkt dat hij naar Polen is geweest en daarmee opvolging heeft gegeven aan het bevel.
4. Met het enkel overleggen van een kopie van een stempel maakt eiser onvoldoende aannemelijk dat hij is vertrokken naar Polen, mede omdat de desbetreffende stempel geen (authentiek) inreisstempel is. Daartoe is ook van belang dat eiser zelf heeft verklaard dat, toen hij voor het eerst naar Europa kwam zes of zeven maanden geleden, een maand in Polen in heeft verbleven. Hij kon daar geen werk vinden, waardoor hij met de bus naar Nederland is gekomen.Uit zijn verklaringen blijkt dus ook niet dat eiser sindsdien nog is teruggekeerd naar Polen. Daarom is ook niet aannemelijk dat eiser heeft voldaan aan zijn vertrekplicht. Verweerder heeft terecht het terugkeerbesluit opgelegd. Het beroep is ongegrond.
Het bestreden besluit 2 (maatregel van bewaring)
5. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
6. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de
maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en
eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde.
Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de
plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin
besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4
van het Vb heeft gehouden;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
- 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen.
7. Eiser stelt dat omdat het terugkeerbesluit ten onrechte tegen hem is uitgevaardigd, de maatregel van bewaring ook onrechtmatig opgelegd is. Hij betwist daarbij alle zware en lichte aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, met uitzondering van de lichte grond 4f. Eiser stelt dat hij zich niet heeft onttrokken aan het toezicht en dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het bevel van 24 november 2023.
8. Zoals hiervoor is vastgesteld, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiser gevolg heeft gegeven aan het bevel van 24 november 2023. Dit maakt dan ook dat hij niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht en hij zich sindsdien aan het toezicht heeft onttrokken. De zware gronden 3b en 3c zijn dan ook feitelijk juist. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de lichte gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
9. Nu ook na ambtshalve toetsing de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, is
het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.