ECLI:NL:RBDHA:2024:5667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
09/137425-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en bedreiging met vuurwapen in drugscontext met mishandeling van slachtoffers

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gijzeling, bedreiging met een vuurwapen en mishandeling. De zaak betreft een periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023, waarin de verdachte samen met anderen de slachtoffers [naam 1] en [naam 3] wederrechtelijk van hun vrijheid beroofde. De slachtoffers, die afhankelijk waren van drugs, werden gedwongen om geld te betalen aan de verdachte. Tijdens de gijzeling werden zij bedreigd met een vuurwapen en ondergingen zij ernstige mishandelingen, waaronder slaan en schoppen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gijzeling en bedreiging, maar sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde zware lichamelijk letsel aan [naam 3], omdat er onvoldoende bewijs was dat dit letsel als zwaar kon worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 2], voor de geleden schade als gevolg van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/137425-23, 09/115375-23 (tul) en 09/094738-20 (tul)
Datum uitspraak: 19 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 5 december 2023 en 12 februari 2024 (pro forma) en 5 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.L.M. de L'Isle, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.D.A. Stam, naar voren is gebracht.
Namens de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] is verschenen
mr. S.K. den Hartogh.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 april 2024 – ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [naam 3] en/of [naam 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door:
- [naam 3] en/of [naam 1] naar zijn woning te laten komen en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] te dwingen op hun knieën te gaan zitten en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] te bedreigen met een vuurwapen en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] te vernederen door hen uit een hondenbak te laten
eten/drinken en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] meermalen (zwaar) te mishandelen en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] te dwingen seksuele handelingen te verrichten bij elkaar,
- die [naam 1] telefonisch contact op te laten nemen met [naam 2] en/of (vervolgens) het telefonisch gesprek met [naam 2] over te nemen en/of
- tegen die [naam 2] te zeggen dat er 3000 euro betaald moet worden en/of dat als het geld niet overgemaakt wordt, [naam 1] niet vrijkomt en/of dat er geen politie gebeld mag worden;
terwijl hij deze handelingen filmde en dreigde met openbaarmaking van de beelden
met het oogmerk een ander, te weten [naam 2] en/of [naam 1] ,
te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het verrichten van een betaling van
3000 euro, althans enig geldbedrag, aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 3] en/of [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag van 3000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan die [naam 3] en/of [naam 1] en/of een derde
toebehoorde(n)door:
- [naam 3] en/of [naam 1] te bedreigen met een vuurwapen en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] meermalen (zwaar) te mishandelen en/of
- [naam 3] en/of [naam 1] te dwingen seksuele handelingen te verrichten bij elkaar;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
2
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam 3] en/of [naam 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door
- die [naam 3] en van [naam 1] een vuurwapen te tonen en hen daarbij dreigend de
woorden toe te voegen "hoe gaan we dit oplossen" en/of
- voornoemd vuurwapen vervolgens (voortdurend) - in het zicht - op tafel te laten
liggen;
3
hij in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te 's-Gravenhage,
aan [naam 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten het verlies van één of
meer (onder)tand(en), heeft toegebracht door die [naam 3] (meermalen) met kracht in
het gezicht te slaan;
4
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
aan [naam 3]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 3] :
- meermalen heeft geslagen en/of
- meermalen heeft geschopt en/of
- tegen zijn zij heeft geslagen met een stuk hout, althans enig hard voorwerp,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op éen of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage
[naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] :
- meermalen tegen het lichaam te slaan en/of
- meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of
- tegen zijn zij te slaan met een stuk hout, althans enig hard voorwerp;
5
hij op éen of meerdere tijdstippen in de periode van 28 mei tot en met 29 mei 2023
te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam 1] heeft mishandeld door:
- meermalen tegen het lichaam van die [naam 1] te slaan en/of schoppen en/of
- een sigarettenpeuk op de voet van die [naam 1] uit te drukken;
6
hij in de periode van 28 mei tot en met 3 juni 2023 te 's-Gravenhage
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol, type Firat Compact, kaliber
7.65mm Br. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of
pistool, met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad;
7
hij op of omstreeks 6 april 2023 te 's-Gravenhage
zijn levensgezel, [naam 4] ,
heeft mishandeld door
- ( meermalen) met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het lichaam, van die
[naam 4] te slaan en/of
- de keel van die [naam 4] dicht te drukken, terwijl zij op de grond lag.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot de onder 1 subsidiair, 4 subsidiair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bij het onder 6 ten laste gelegde feit sprake is van een wapen van een andere categorie, waardoor volgens de raadsman enkel het ten laste gelegde ‘een wapen’ bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig dat het letsel van [naam 3] , zoals beschreven in het onder 3 ten laste gelegde feit, juridisch als zwaar lichamelijk letsel kan worden geduid. Hoewel uit het dossier blijkt dat [naam 3] tanden is verloren als gevolg van de klappen die hij van de verdachte heeft gekregen, ontbreekt voldoende medische informatie over de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van het gebit, zodat de conclusie dat de verdachte [naam 3] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht niet kan worden getrokken. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
de bijlageopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1; Gijzeling
De rechtbank stelt voorop dat gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudt een opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van iemand met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in een situatie waarin men – zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is – iemand doet verblijven op een plaats waarvan of waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving kan, naast het geval dat het iemand tegen diens wil fysiek onmogelijk wordt gemaakt zich te verplaatsen, onder bepaalde omstandigheden sprake zijn dat iemand zich als gevolg van geestelijke dwang niet vrij voelt te gaan en te staan waar hij wil, bijvoorbeeld als hij moet vrezen voor zijn leven wanneer hij een bepaalde plaats verlaat.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [naam 1] ( [naam 1] ) wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd en beroofd gehouden en dat haar vader, [naam 2] , werd gedwongen om geld te betalen om zijn dochter vrij te krijgen. De verklaring van de verdachte dat [naam 1] en [naam 3] vrijwillig weg hadden kunnen gaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu deze op belangrijke punten strijdig is met andere bewijsmiddelen uit het dossier en ook niet nader feitelijk is onderbouwd. [naam 1] heeft namelijk verklaard dat zij uit angst voor geweld en pijn de bevelen van de verdachte opvolgde. De rechtbank acht deze angst reëel, omdat de verdachte een wapen heeft laten zien, geweld heeft uitgeoefend en [naam 1] en [naam 3] vernederingen heeft laten ondergaan. Door het creëren van een situatie van (dreiging met) geweld heeft de verdachte [naam 1] dusdanig veel angst aangejaagd voor herhaling van agressie, dat hij haar heeft belemmerd in haar vrijheid om te gaan en staan waar zij wenste. Bij dat alles telt mee dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbare situatie, waarin [naam 1] zich door haar verslaving bevond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [naam 1] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachte op haar werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Die wederrechtelijke vrijheidsberoving is vervolgens door de verdachte ingezet als drukmiddel met het oogmerk om haar vader te dwingen een geldbedrag te betalen. De verdachte heeft ter terechtzitting ook erkend met de vader van [naam 1] te hebben gebeld en hem te hebben verteld waarom zij een schuld had en dat er betaald moest worden. In de context van de situatie waarin [naam 1] zich bevond, acht de rechtbank ongeloofwaardig dat dit, zoals de verdachte zegt, ‘op een goede manier’ is gegaan en van dwang van de vader tot betaling geen sprake is geweest. De vader van [naam 1] heeft ook verklaard dat de man (de verdachte) hem duidelijk maakte dat er drieduizend euro betaald moest worden en dat als het geld niet overgemaakt werd, [naam 1] niet vrijkwam. Voor de gijzeling van [naam 1] is dan ook wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Het verweer van de raadsman, strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde, wordt dan ook verworpen. Wel zal de verdachte worden vrijgesproken van gijzeling van [naam 3] , omdat de gedragingen jegens hem juridisch niet als zodanig zijn te kwalificeren. Niet blijkt immers dat [naam 3] is vastgehouden om [naam 2] te dwingen geld betalen.
Feit 2; Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 1] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen te tonen en hen daarbij dreigend de woorden toe te voegen "hoe gaan we dit regelen" en vervolgens het vuurwapen op tafel neer te leggen.
Gelet op het gedrag van de verdachte kon bij [naam 1] en [naam 3] redelijkerwijs de vrees ontstaan dat zij hun leven zouden verliezen. Dat die vrees ook is ontstaan blijkt onder andere uit de verklaringen van [naam 1] . Zo maakte het pistool veel indruk op haar waardoor [naam 3] en zij amper durfden te bewegen. Er is geen reden om aan die vrees te twijfelen, temeer nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij [naam 3] met het – in zijn ogen niet werkende – wapen heeft geconfronteerd en daartoe het wapen op tafel heeft neergelegd in het zicht van [naam 1] en [naam 3] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend is bewezen. De verklaring van [naam 1] dat zij niet het gevoel had dat zij daardoor werd neergeschoten, legt onvoldoende gewicht in de schaal voor een andere conclusie.
Feit 4 primair; Poging zware mishandeling
Anders dan gevorderd en bepleit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gepoogd heeft om [naam 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in die zin dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij de verdachte. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een ander als gevolg van het door de verdachte aangewende geweld zwaar lichamelijk letsel oploopt. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan die kans is niet alleen vereist dat een verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat – behoudens contra-indicaties – de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 3] meermalen is geschopt en geslagen, waaronder met een hard voorwerp. Uit de ernst van het letsel leidt de rechtbank af dat met kracht is geschopt en geslagen. De rechtbank overweegt dat het veelvuldig en met kracht met een langwerpig en hard voorwerp, zoals bijvoorbeeld een houten stok, slaan naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplevert. Gelet op het aantal keren dat [naam 3] geschopt en geslagen is, het gebruik van een voorwerp en de kracht die daarbij is gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [naam 3] door zijn handelingen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm waren de handelingen van de verdachte zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat naar het oordeel van de rechtbank de verdachte de aanmerkelijke kans dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben, ook bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties in hierboven bedoelde zin is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5; Mishandeling
[naam 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft verklaard dat zij in de woning meermaals is geslagen en geschopt door de verdachte. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte een sigarettenpeuk op haar voet heeft uitgedrukt. Zij voelde pijn onder haar kin, wangen en neus en had een achtergebleven plek op haar voet van de sigaret. Dat de verdachte [naam 1] heeft geslagen en geschopt wordt bevestigd in de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] ( [naam 4] ). De aangifte wordt wat betreft het uitdrukken van de sigaret betreft voldoende ondersteund door de eigen waarneming van de rechtbank, nu de rechtbank een rode plek in de vorm van een cirkel op de voet van [naam 1] heeft waargenomen op de foto in het dossier. Het is een feit van algemene bekendheid dat het (uit)drukken van een sigaret dergelijke plekken van een dergelijk formaat veroorzaakt.
Partiële vrijspraak medeplegen
Hoewel er aanwijzingen zijn dat naast de verdachte anderen geweld hebben uitgeoefend gedurende de gijzeling, zal de rechtbank de verdachte met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu in het dossier wettig en overtuigend bewijs ontbreekt waaruit blijkt dat bij de uitvoering van de gedragingen die bewezen kunnen worden verklaard sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Feit 6; Voorhanden hebben vuurwapenIn het onderzoek van een materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing is vastgesteld dat het in beslag genomen vuurwapen een pistool van het merk Ekol, type Firat Compact, kaliber 7.65mm Br. betreft. Daarmee gaat het om een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat het wapen niet onder categorie III zou vallen en komt tot bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde feit. Dat het wapen bij een test bij het NFI niet probleemloos functioneerde, doet aan de aard ervan niet af.
Feit 7; mishandeling [naam 4] , partiële vrijspraak levensgezel
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd wat betreft de ten laste gelegde mishandeling van [naam 4] . Gelet op de aangifte van [naam 4] , waaruit blijkt dat zij sinds januari 2023 een relatie had met de verdachte en van samenwoning geen sprake was, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het bestanddeel levensgezel.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair, 2, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 28 mei
2023tot en met 3 juni 2023 te
's-Gravenhage, opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door:
- [naam 3] en
[naam 1]te bedreigen met een vuurwapen en
- [naam 3] en
[naam 1]te vernederen door hen uit een hondenbak te laten drinken en
- [naam 3] en
[naam 1]meermalen te mishandelen
met het oogmerk een ander, te weten [naam 2] , te dwingen iets te doen, te weten het verrichten van een betaling van 3000 euro, althans enig geldbedrag, aan verdachte
door
[naam 1] telefonisch contact op te laten nemen met [naam 2] en vervolgens het telefonisch gesprek met [naam 2] over te nemen en tegen die [naam 2] te zeggen dat er 3000 euro betaald moet worden en dat als het geld niet overgemaakt wordt, [naam 1] niet vrijkomt en dat er geen politie gebeld mag worden;
2
hij in de periode van 28 mei
2023tot en met 3 juni 2023 te 's-Gravenhage,
[naam 3] en [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
door
- die [naam 3] en
[naam 1]een vuurwapen te tonen en hen daarbij dreigend de
woorden toe te voegen "hoe gaan we dit oplossen" en
- voornoemd vuurwapen vervolgens (voortdurend) - in het zicht - op tafel te laten
liggen;
4
hij in de periode van 28 mei
2023tot en met 3 juni 2023 te 's-Gravenhage,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 3] :
- meermalen heeft geslagen en
- meermalen heeft geschopt en
- tegen zijn zij heeft geslagen met een stuk hout, althans enig hard voorwerp,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij in de periode van 28 mei
2023tot en met 29 mei 2023 te ’s-Gravenhage [naam 1] heeft mishandeld door:
- meermalen tegen het lichaam van die
[naam 1]te slaan en schoppen en
- een sigarettenpeuk op de voet van die
[naam 1]uit te drukken;
6
hij in de periode van 28 mei
2023tot en met 3 juni 2023 te 's-Gravenhage
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol, type Firat Compact, kaliber
7.65mm Br. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad;
7
hij op 6 april 2023 te 's-Gravenhage [naam 4] , heeft mishandeld door
- meermalen met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het lichaam, van die
[naam 4] te slaan en
- de keel van die [naam 4] dicht te drukken, terwijl zij op de grond lag.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van zes maanden. Verzocht is aan de maatregel een contactverbod met [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] te verbinden. De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de duur van die maatregel.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ook heeft de raadsman gevraagd bij de strafoplegging rekening te houden met een andere categorie wapens dan de wapens die vallen onder categorie III van de Wet wapens en munitie. De raadsman heeft bepleit om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de periode van 28 mei 2023 tot en met 3 juni 2023 schuldig gemaakt aan gijzeling van [naam 1] . De verdachte heeft daarbij een wapen getoond, [naam 3] en [naam 1] bedreigd en (gepoogd zwaar) mishandeld. Hij heeft door zijn handelswijze vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [naam 1] en [naam 3] en hen gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Ook moet het handelen van de verdachte buitengewoon vernederend zijn geweest. Zo moesten [naam 1] en [naam 3] elkaars nagels lakken en uit een hondenbak drinken. De situatie moet bovendien zeer beangstigend zijn geweest voor de vader van [naam 1] , die door het telefoongesprek direct werd geconfronteerd met de gijzeling van zijn dochter, waardoor hij zich verplicht voelde te betalen om zijn dochter vrij te krijgen. [naam 1] en [naam 3] waren afhankelijk van drugs, ook de verdachte gebruikte veel drugs en [naam 1] had bij de verdachte een uitstaande schuld. De verdachte heeft kennelijk op deze gewelddadige en vernederende wijze zijn schuld willen innen. Hij wist dat [naam 1] een kwetsbaar persoon was en heeft daar misbruik van gemaakt. De verdachte heeft aldus zeer ernstige feiten gepleegd.
Persoonlijke omstandigheden die in strafverminderende zin kunnen worden meegenomen, zijn niet gebleken. Het dossier biedt daarvoor geen feitelijke aanknopingspunten. Weliswaar is de verdachte zijn woning kwijtgeraakt, is zijn dochter opgenomen en wil hij graag contact met zijn kinderen, die omstandigheden zijn niet van dien aard dat daaraan bij de bepaling van de straf relevante betekenis aan toekomt. Verder hebben zowel de officier van justitie als de verdediging een deskundigenrapport over de persoon van de verdachte en een reclasseringsrapport niet nodig geacht. Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte over de tenlastegelegde feiten, zijn geestelijke toestand en zijn drugsgebruik heeft de rechtbank in het opstellen van rapportages in het geval van verdachte evenmin een meerwaarde gezien.
Hoewel de verdachte is vrijgesproken van gijzeling van [naam 3] , omdat de gedragingen jegens hem juridisch niet als zodanig zijn te kwalificeren, heeft de verdachte zich wel schuldig gemaakt aan vrijwel alle gedragingen die hem in het kader van de gijzeling ten aanzien van [naam 3] ten laste zijn gelegd. De rechtbank houdt daar bij het bepalen van de straf in strafverzwarende zin rekening mee.
Voorts heeft de verdachte een pistool met bijbehorende munitie in zijn woning voorhanden gehad en gebruikt om mee te dreigen. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens levensgevaarlijk zijn. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen. De omstandigheid dat het pistool bij het NFI niet goed functioneerde, doet daar niet aan af. Dat het pistool volgens de verdachte niet goed functioneerde, maakte hem naar eigen zeggen juist boos. Ook dat neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vriendin door met gebalde vuist tegen haar gezicht te slaan en haar keel dicht te drukken. Door zo te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het vertrouwen in een ander wordt door dergelijk handelen ondermijnd. Ook dit feit neemt de rechtbank mee in haar strafbepaling.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 februari 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld, waaronder ook voor geweldsdelicten.
De op te leggen straf
Gelet op de besproken ernst van de feiten en de context waarin deze hebben plaatsgevonden, waarbij het zwaartepunt bij de gijzeling ligt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Rekening houdend met het geheel van omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten naar voren zijn gekomen die aanleiding geven tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 128.976,66, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.904,66 aan materiële schade, € 21.072,- aan immateriële schade, en een verhoging van de vordering met € 100.000,- in verband met de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep door de verdachte, waarbij geen mogelijkheid meer bestaat tot het verhogen van de vordering.
[naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 101.000,-, bestaande uit € 1.000,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook bij die vordering is – in verband met de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep – een verhoging van het bedrag gevorderd van € 100.000,-.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] . De gevorderde materiële schade ligt in beginsel voor toewijzing gereed. Ten aanzien van de verhuis- en opslagkosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de verhoging van de vordering met € 100.000,- omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd. De officier van justitie heeft zich voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat het kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [naam 2] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij wat betreft de materiële schade. Voor wat betreft de verhoging van de vordering met € 100.000,-, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [naam 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank als het gaat om de posten van het eigen risico en de reiskosten Voor de overige materiële schade heeft de raadsman bepleit de vordering af te wijzen, nu een rechtstreeks verband met de ten laste gelegde feiten ontbreekt. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de niet onderbouwde post van € 100.000,-, af te wijzen. Voorts heeft de raadsman verzocht de overige gevorderde immateriële schade sterk te matigen bij gebrek aan voldoende onderbouwing.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de niet onderbouwde post van € 100.000,-, heeft de raadsman verzocht dat deel van de vordering af te wijzen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
[naam 1]
Eigen risico
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post van het eigen risico, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist. In dit licht en op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag van het eigen risico.
Pintransacties en laptop
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de gedane transacties met de pinpas en de kosten van de laptop, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien niet is komen vast te staan dat die schade rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
Huur-, verhuis-, opslagkosten
De huur-, verhuis- en opslagkosten worden afgewezen nu op basis van de beschikbare informatie niet met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde feiten een noodzakelijke voorwaarde zijn geweest voor het maken van deze kosten. De vorderingen stuit in zoverre af op het ontbreken van causaal verband (conditio sine qua non) tussen deze feiten en de gestelde schade.
Reiskosten
De benadeelde partij kan ook niet worden ontvangen voor zover de vordering ziet op reiskosten voor een bespreking met haar advocaat. Het gaat immers om kosten in verband met de strafprocedure en die zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, maar als proceskosten waarover de rechter op grond van artikel 532 Sv in de daar bedoelde gevallen een beslissing moet geven. In zoverre zal de rechtbank de benadeelde partij dus ook niet-ontvankelijk verklaren, maar deze toewijzen als proceskostenvergoeding.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Vast is komen te staan dat zij schade heeft geleden door het oplopen van een acute stressstoornis en de PTSS die zij heeft ontwikkeld. De benadeelde partij voelt zich erg angstig. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
Verhoging
Ook de verhoging in verband met eventuele toekomstige materiële en immateriële schade wordt afgewezen. Deze post is in het geheel niet geconcretiseerd of onderbouwd.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 3.385,-, bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 mei 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.385,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
[naam 2]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade van € 1.000,-, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Mede gelet hierop wijst de rechtbank dit genoemde bedrag integraal toe. De verhoging in verband met eventuele toekomstige materiële en immateriële schade wordt afgewezen. Deze post is in het geheel niet geconcretiseerd of onderbouwd.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 29 mei 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vorderingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 augustus 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 09/115375-23 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 9 mei 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van tien dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
Voorts heeft de officier van justitie bij vordering van 24 oktober 2023 gevorderd dat de bij parketnummer 09/094738-20 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, nu is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormelde vonnissen waren opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 57, 63, 282a, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, primair:gijzeling;
ten aanzien van feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4, primair:poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 5:mishandeling;
ten aanzien van feit 6:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 7:mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 3.385,-, bestaande voor € 385,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding als het gaat om de posten van de gedane transacties met de pinpas, de kosten van de laptop en reiskosten;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op
€ 52,96, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.385,-, bestaande voor € 385,- aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 43 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de vordering van de benadeelde partij [naam 2] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 mei 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 9 augustus 2023, gewezen onder parketnummer 09/115375-23, te weten een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en een proeftijd van 2 jaren.
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 24 oktober 2023, gewezen onder parketnummer 09/094738-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-Drempt, rechter,
mr. C.A.W. Zijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2024.
Bijlage 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2023169401 van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 307).
De aangehaalde bewijsmiddelen zijn - ook in onderdelen - slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Feiten 1 primair, 2, 4 subsidiair en 5
1. de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 april 2024:
U vraagt aan mij of het klopt dat [naam 3] en [naam 1] op 28 mei 2023 in mijn
woning waren.
Dat klopt.
Ik heb het wapen een tijdje geleden van [naam 3] gekregen. Het wapen was nep want
het werkte niet. Ik heb [naam 3] daarmee geconfronteerd. Ik heb inderdaad een fikse
woordenwisseling gehad. Ik heb het wapen uit elkaar gehaald en voor zijn neus
neergelegd. Ik heb een handgemeen met hem gekregen. Ik heb hem een paar
klappen gegeven.
U toont mij pagina 101 van het dossier.
Het wapen lag onder mijn matras. Ik neem daar mijn verantwoordelijkheid voor. Het klopt dat er munitie in zat.
U vraagt mij waar het vuurwapen vandaan kwam.
Die had ik twee of drie weken eerder gekregen van [naam 3] . Ik zei tegen hem dat hij
het wapen mee terug kon nemen. Zodoende is dat ding op tafel gekomen. Het wapen lag de hele tijd op tafel. U vraagt mij hoe het onder het matras terecht is gekomen.
Daar is het neergelegd.
De ruzie met [naam 1] ging over geld. Ik stond garant voor € 3.000,-.
Ik neem mijn verantwoordelijkheid voor de klappen van [naam 3] . Als ik twintig keer vraag om je mond dicht te houden en je blijft tetteren en bemoeien, dan verlies ik af en toe mijn geduld. Het kan dan wel eens misgaan. Daar neem ik mijn verantwoordelijkheid voor. De klappen aan [naam 3] heb ik gegeven.
U vraagt mij hoeveel geld moest worden betaald. Iets van € 3.000,-.
U houdt mij voor dat uit het dossier blijkt dat [naam 2] werd gebeld en dat hij vervolgens twee keer € 500,- heeft overgemaakt. U vraagt mij of dat bedrag voor [naam 5] weer is overgemaakt naar mijn rekening.
Dat kan wel. Het geld moest betaald worden. Het moest op een gegeven moment maar worden geregeld. Die meneer was zeer geshockt toen ik hem aan de telefoon had. Ik vertelde hem dat zijn dochter een schuld had vanwege haar drugsgebruik. Die man schrok ervan. Zij heeft hem gebeld, maar ik heb uitgelegd waarom zij een schuld had en waarvoor betaald moest worden. Zij zat te liegen waarom zij geld nodig had. Ik heb de telefoon toen overgenomen. Die man wilde mij spreken. Hij zou een gedeelte van haar schuld betalen.
2. het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 4 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 13-16):
Plaats delict: [adres 1]
Pleegdatum/tijd: Tussen zondag 28 mei 2023 om 18:00 uur en zaterdag 3 juni 2023 om 12:00 uur
Ik ben daar mishandeld en vernederd. Ik ben daar bedreigd met een vuurwapen. [naam 6] gaf aan dat zij naar de woning van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) wilde gaan. Al vrij snel haalde [verdachte] een pistool tevoorschijn. Ja hij pakte hem en toen legde hij hem op tafel neer. Hij legde hem zo neer op tafel dat de handgreep naar mij was. En de loop naar hem. En toen begon het gesprek over:‘Hoe gaan we dit regelen?’. Ja hij wilde geld van haar hebben. Ze (de rechtbank begrijpt: [naam 6] ) kreeg toen meerdere klappen in het gezicht. V: Kreeg zij nog van meer mensen klappen? Ja en van [verdachte] .
Ik heb daar ongeveer twee dagen met [naam 6] gezeten. Ik denk dat we om het uur werden geslagen. [naam 6] moest het geld regelen.
En zo zijn we een paar dagen lastig gevallen. Ik denk twee of drie dagen. We zaten de hele tijd in die hoek het "hondenhok". V: Hoelang is [naam 6] gebleven?A: Ja ik denk ongeveer twee dagen. Zij heeft haar ouders gebeld en die hebben toen iets van 1000 euro overgemaakt naar [verdachte] . Toen dit geld was overgemaakt mocht zij naar huis gaan. Ook moesten we uit een hondenbak drinken en moesten we ‘woef woef’ zeggen (een hond nadoen);
3. het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam 3] , opgemaakt op 6 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 36-39):
V: Kun je mij vertellen wat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) met jou gedaan heeft?
A: Lichamelijk? Hij heeft mij in elkaar geslagen. Hij heeft mij meerdere malen op meerdere dagen geslagen met zijn vuisten over heel mijn lichaam, ook in mijn gezicht. Hij heeft mij ook met een groot vierkant stuk hout geslagen in mijn zij, hij heeft mij meerdere malen zo hard op mijn gezicht geslagen, dat hij mijn 2 of 3 ondertanden eruit heeft geslagen. Ook heeft hij met een hondenriem op mijn hoofd geslagen. Hij heeft mij laten drinken uit een hondenbak ter vernedering,
A: Ze wilden iets bereiken. Ze wilden geld hebben.V: En wie is ze?A: Dat was [verdachte] .V: Dus [verdachte] wilde geld van je hebben?A: Ja. Hij vertelde mij dat wij ( [naam 6] en ik) een boete moesten betalen.
A: Hij heeft mij eveneens nog bedreigd met het vuurwapen. Dat deed hij in het begin. Hij liet mij toen het vuurwapen zien. Hij zei dan tegen mij dat ik niet bijdehand moest doen en toonde toen aan mij het vuurwapen en richtte toen het vuurwapen naar mij. Hierna legde hij het vuurwapen op tafel.
V: Waar was [naam 6] bang voor?A: Die was ook al ontzettend geslagen. Die heeft enorme klappen gehad van [verdachte] .
A: Nee. Ik zat op de grond in een hoekje gehurkt. Ik werd zo hard geslagen, dat ik niet eens meer kon lopen. Ik werd ook keihard geschopt in mijn maag enz..
Opmerking verbalisant: Desgevraagd worden bij aangever worden verdikkingen, blauwe plekken dan wel bloeduitstortingen waargenomen op diens linkerarm, rechterarm, gezicht en rug.
V: Waar heb je op dit moment nog last van qua letsels?A: Mijn rug. Dat geneest wel, maar ik heb er erg last van. Ik heb ook nog last van mijn rib aan mijn linkerzijde. Ook mijn linker pols doet nog erg zeer;
4. een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring over [naam 3] , opgemaakt op 13 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 229):
- tweetal zwellingen boven/achter linkeroor + oor iets gezwollen- klein hematoom onder rechteroog- klein hematoom onder linker schouderblad (en aldaar ook drukpijn) + t.a.v. de onderste ribben links- hematoom linker bovenarm + schaafwond linker scheenbeen- drukpijn linker pols- Is er een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja- geschatte duur van de genezing: weken – maanden
Aanvullende röntgenfoto en CT-scans: Gebroken pols links, gebroken ribben links (mogelijk van oudere datum)
5. het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 4 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 43-47):
Pleegdatum/tijd: tussen zondag 28 mei 2023 om 21:00 uur en zaterdag 3 juni 2023 om 22:00 uur
We zijn toen naar de woning van [verdachte] . Dit was op het [adres 1] in [plaats] . We kwamen daar in de woning en eigenlijk al snel sloeg de sfeer snel om. [verdachte] confronteerde ons dat wij hem geld schuldig zouden zijn. Hij zei dat ik hem geld schuldig was omdat ik drugs had gebruikt in zijn woning. We moesten op onze knieën zitten met onze handen op onze hoofd en werden wij eigenlijk vastgehouden. We werden geslagen, geschopt en vernederd. We moesten bijvoorbeeld uit een hondenbak water drinken. Ik moest geld regelen voor [verdachte] . Ze hebben toen op verschillende manieren geld geprobeerd van mijn rekening af te halen. Later hebben ze ook mijn ouders gecontact en die hebben ook geld over moeten maken. Zij hebben uiteindelijk 1000 euro overgemaakt. Dit was op maandagavond. Ik merkte dat ze toen een beetje aan het discussiëren waren, waar het geld naar was overgemaakt. Toen bleek dat het geld naar een van hen was overgemaakt mocht ik gaan. In de woning van [verdachte] ben ik meerdere keren geslagen en geschopt.
Ik kreeg die klappen van [verdachte] . Ik moest in de hoek gaan zitten op mijn knieën en mijn handen op mijn hoofd.
V: Was [naam 3] een slachtoffer of heeft hij jou mishandeld?A: Ja gezien over alles was hij wel een slachtoffer. Ze hebben bijvoorbeeld ook een peuk uitgedrukt op mijn voet. Dat heeft [verdachte] gedaan. Ik moest ook op de grond of in de hoek zitten. Ze vertelde mij waar ik moest zitten. Ik moest toen ook als een hond uit de hondenbak drinken.
V: Waar was [naam 3] op dat moment?A: Ja hij zat ook op de bank en toen kreeg hij ook klappen.
V: Zoals op het begin al vertelde hebben wij [naam 3] ook jij al dit gesproken. Hij verklaarde dat op het begin een vuurwapen werd getoond. Heb ook gezien?A: Ja klopt die heb ik ook gezien. Hij was heel glanzend zilver. Het vuurwapen lag op tafel en werd af en toe erbij gepakt. [verdachte] had deze vast en maakte af en toe schietende beweging. [verdachte] had deze gepakt. Ik herkende het als een vuurwapen omdat ik dit wel eens op tv heb gezien.
A: Ja op dat moment waren we al zo vaak geslagen, sigaretten peuken op ons uitgedrukt, vuurwapens in ons gezicht. Dus ja dan doe je wel gewoon wat ze zeggen. Want je weet niet wat er dan nog meer komt. Wij zaten toen bij de banken en zij zaten rond de tafel. Ik denk dat dit echt wel ongeveer 18 uur later gebeurde nadat we zijn binnengekomen. Was dus wel echt meer in de nacht/ochtend.V: Mocht je naar buiten?A: Nee.A: Ja we kregen zoveel klappen en met dat vuurwapen dat we eigenlijk niet durfde te bewegen.
V: Heb jij nu nog zichtbaar letsel?A: Nee alleen die peuk die is uitgedrukt in mijn voet. En nog wat op mijn gezicht.V: Waarom kom je nu pas naar de politie?A: Ja ik was bang voor consequenties. Hij zei als ik naar de politie zou gaan hij naar mijn politie zou gaan.
V; Heb jij nu nog ergens pijn?A: Ja onder mijn kin voel ik nog wat. Op mijn wangen maar dat is nu wel al minder. Hij heeft ook heel hard aan mijn neus gezeten. Dus daar kwam veel bloed uit;
6. het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam 1] , opgemaakt op 6 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 54-56):
A: [verdachte] had de hoofdrol. Alles wat gebeurde, gebeurde omdat hij dat wilde. Hij heeft [naam 3] met een stok geslagen. Hij heeft ons allebei met een geweer gedreigd. Hij heeft klappen en schoppen aan ons beiden gedeeld. Hij bleef de hele tijd vragen over geld en hoe we aan geld komen;
7. het proces-verbaal van verhoor [naam 1] van 20 december 2023, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier:
Ik voelde mij wel bedreigd, het pistool maakte indruk op mij.
U vraagt wat maakte dat ik daar in de woning ben gebleven. Wij werden bedreigd en mishandeld en ik was bang voor wat er zou gebeuren als ik een poging zou wagen om te ontsnappen.
U vraagt of ik [verdachte] geld verschuldigd was. Nee. U vraagt waarom hij geld van mij zou willen hebben. Omdat hij dacht dat ik hem wel geld verschuldigd was. U vraagt waarom hij dat dacht. Omdat ik thuis bij hem wel eens gebruikte en hij vond dat ik dat met terugwerkende kracht aan hem moest betalen. Het enige wat ik mij kan herinneren van het eerste kwartier is dat ik alleen maar klappen in mijn gezicht kreeg, er was dus weinig discussie van mijn kant. U vraagt of ik klappen kreeg van [naam 7] . Nee, van [verdachte] . Ik had een bloedneus en een bloedlip en daar begon het eigenlijk allemaal mee;
8. de eigen waarneming van de rechtbank ten aanzien van de foto op pagina 50 van het dossier, bijgevoegd bij de aangifte van [naam 1] , gedaan op de terechtzitting van 5 april 2024;
Op de foto is een rode plek op de voet te zien in de vorm van een cirkel.
9. het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 4 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 67-68):
Op maandag 30 mei 2023 om 21.30 uur belde mijn vrouw [naam 8] onze dochter [naam 6] omdat zij de volgende dag activiteiten zouden ondernemen. Toen nam [naam 6] de telefoon op maar werd ze vrij snel overgenomen door een man met wie zij was. Die man vertelde in eerste instantie een geruststellend verhaal. Maar hij maakte wel duidelijk dat er drieduizend euro betaald moest worden. Omdat [naam 6] een schuld had gemaakt bij hem vanwege coke gebruik. De man vertelde dat als het geld niet overgemaakt werd, [naam 6] niet vrijkwam. Hieruit begreep ik dat [naam 6] onder dwang vastgehouden werd. Voor mij was het als vader primair het belang dat [naam 6] veilig thuis zou komen. Daarop heb ik besloten om het geld over te maken. Ik heb man afgesproken om dit bedrag in twee keer over te maken. Uiteindelijk heb ik twee keer 500 euro overgemaakt in een tijdsbestek van twee minuten.
Dit omdat de man mij duidelijk gemaakt had dat er geen politie gebeld mocht worden. De man vertelde mij als laatste dat hij mij de volgende dag zou bellen om de overige 2000 euro te incasseren. Die 2000 euro heb ik niet meer betaald;
10. het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , opgemaakt op 16 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 198-200):
V: Het meest gekke?
A: Tsja. Wat is gek bij hem. Niks is normaal. Maar je bedoeld of er mensen zijn vastgehouden. Ja dat is zo.
V: Die 2 worden dan vastgehouden. Wat is het ergste dat je hebt zien gebeuren?
A: Dat ze klappen hebben gekregen.
V: We deed dat?
A: Hij.
V: Hoe ging dat.
A: hij ging schelden en schreeuwen en dan kregen ze er weer 1.
V: Met ‘hij’ bedoel je nog steeds [verdachte] ?
A: Ja
V: Werden ze allebei geslagen?
A: Ja.
V: Wie is [naam 3] ?
A: Ja dat was 1 van de 2.
V: We is [naam 6] ?
A: Dat was de ander.
11. het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , opgemaakt op 17 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 198-200):
A: Ze hebben van [verdachte] tikken gehad
V: Waar kregen ze die tikken?
A: Ze zaten op de bank.
V: Ja, maar waar op het lichaam?
A: Overal waar hij ze raken kon.
V: Wie deed dat dan?
A: [verdachte] .
V: Alleen [verdachte] ?
A: Ja
V: Wat hebben de slachtoffers nog meer moeten doen?
A: In een hoek moesten ze zitten, tussen de banken.
V: Wat moesten ze daar doen dan?
A: Niks, daar moesten ze zitten als ze niet mochten praten van hem.
V: En wanneer moesten ze uit die hondenbak drinken?
A: In die tussentijd
V: Wat kun jij vertellen over het vuurwapen dat in de woning was?
A: Vuurwapen? Dat glimmende ding? Die heb ik een paar keer weggelegd.
V: Had je dit wapen al eerder gezien?
A: Ja.
V: Wanneer?
A: Een paar dagen daarvoor. Toen vond ik hem onder zijn matras.
Feiten 6 en 7
De rechtbank zal voor de feiten 6 en 7 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De aangehaalde bewijsmiddelen zijn – ook in onderdelen – slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
12. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 april 2024;
12. het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek aan het vuurwapen en de munitie, opgemaakt op 8 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 99-103);
12. het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , opgemaakt op 4 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 267-268).