ECLI:NL:RBDHA:2024:5638
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft op 14 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 21 februari 2024 door verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor eerwraak en geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten in Marokko, waar huiselijk geweld niet serieus wordt genomen. De rechtbank heeft op 4 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag heeft afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij Marokko heeft verlaten om economische redenen en niet enkel vanwege de mishandeling door zijn vader. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij moet vrezen voor eerwraak of nieuwe mishandelingen. Bovendien is Marokko volgens de rechtbank een veilig land van herkomst, en kan eiser bij problemen de hulp van de autoriteiten inroepen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit is met het beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.