Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1995 op de Nederlandse Antillen, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 19 januari 2023 in een tram in Den Haag een vrouw met een mes op het hoofd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernstige psychische stoornis van de verdachte, namelijk schizofrenie, die hem niet in staat stelde om zijn gedrag te beheersen.
De rechtbank heeft tijdens de zitting op 4 april 2024 de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, gehoord. De officier van justitie heeft gepleit voor een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte met opzet en met kracht heeft geslagen, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.
De rechtbank heeft ook de psychologische rapportages in overweging genomen, die bevestigden dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar is, maar dat de veiligheid van anderen en de noodzaak tot behandeling in een beveiligde omgeving de oplegging van tbs met dwangverpleging vereisen. De rechtbank heeft het in beslag genomen hakmes verbeurd verklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.