ECLI:NL:RBDHA:2024:5631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
09-024498-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een mes, verdachte ontoerekeningsvatbaar, tbs met dwangverpleging opgelegd

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1995 op de Nederlandse Antillen, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 19 januari 2023 in een tram in Den Haag een vrouw met een mes op het hoofd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernstige psychische stoornis van de verdachte, namelijk schizofrenie, die hem niet in staat stelde om zijn gedrag te beheersen.

De rechtbank heeft tijdens de zitting op 4 april 2024 de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, gehoord. De officier van justitie heeft gepleit voor een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte met opzet en met kracht heeft geslagen, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De rechtbank heeft ook de psychologische rapportages in overweging genomen, die bevestigden dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar is, maar dat de veiligheid van anderen en de noodzaak tot behandeling in een beveiligde omgeving de oplegging van tbs met dwangverpleging vereisen. De rechtbank heeft het in beslag genomen hakmes verbeurd verklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/024498-23 en 09/295869-21 (tul)
Datum uitspraak: 18 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 op [geboorteplaats] , Nederlandse Antillen,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [gebied] , Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam] met een mes, althans een voorwerp, met kracht op het hoofd heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te ’s-Gravenhage [naam] heeft mishandeld door [naam] met een mes, althans een (hard) voorwerp, met kracht op het hoofd te slaan/stompen;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij op 19 januari 2023 te Den Haag in de tram een vrouw op het hoofd heeft geslagen met een mes. Dit feitencomplex is primair ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling en subsidiair als mishandeling.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het subsidiair tenlastegelegde, de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het met kracht slaan met een mes op het hoofd van de aangeefster. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
3.5.1
Het incident
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 19 januari 2023 in de tram door een haar onbekende man op de linkerkant van haar hoofd is geslagen met een hard voorwerp, waarna zij direct een bult op haar hoofd voelde en hoofdpijn kreeg. Het incident is vastgelegd op camerabeelden afkomstig van HTM (Haagse Tram Maatschappij). Op de camerabeelden zag verbalisant [verbalisant 1] dat op 19 januari 2023 een man de tram binnenkwam. Hij ging tegenover de aangeefster staan, greep naar zijn binnenzak en haalde daar een hakmes uit, waarmee hij met zijn rechterarm naar achteren zwaaide en vervolgens de aangeefster op haar hoofd sloeg.
3.5.2
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wie de man was die de aangeefster op haar hoofd heeft geslagen. Zij overweegt hierover het volgende.
Op 24 januari 2023 is door het televisieprogramma Team West aandacht besteed aan hetgeen de aangeefster is overkomen. Naar aanleiding van een tipgever, heeft verbalisant [verbalisant 2] bij vergelijking van de politiefoto van de verdachte met een screenshot van de HTM-camerabeelden gelijkenissen waargenomen tussen de verdachte en de persoon op de camerabeelden bestaande uit huidskleur, ringbaard en de oneffenheden in de baard.
Naast de hierboven genoemde gelijkenissen tussen de verdachte en de dader, zijn er op 25 januari 2023 tijdens de aanhouding van de verdachte in zijn woning diverse kledingstukken en een mes aangetroffen en in beslag genomen. Deze kleding en het mes werden door verbalisant [verbalisant 3] direct herkend als hetgeen op de HTM-camerabeelden te zien was.
Verbalisant Scheepmaker heeft de kleding en het mes zoals te zien op de HTM-camerabeelden vergeleken met de onder de verdachte in beslag genomen kleding. Daarbij is deze verbalisant tot de conclusie gekomen dat het mes zoals te zien is op de beelden qua formaat en kleur overeenkomt met het in beslag genomen hakmes. Ook is hij tot de conclusie gekomen dat de donkere broek qua model en hoogte van de zak op de broek, de bontkraag van de jas, de ritsen op de mouwen van de jas, de zwarte lederen stroken op het borstvlak van de jas, de stiksels op de jas en de volledige witte sneakers overeenkomen met wat op de HTM-camerabeelden te zien is. Daar komt bij dat getuige [getuige 1] een gelijksoortig mes omschrijft en tekent in haar verklaring, namelijk een mes met een langwerpig en recht metalen deel, eruitziend als een hakmes.
Verweren van de raadsman
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de camerabeelden niet voor het bewijs te bezigen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden van slechte kwaliteit zijn en dat er op de camerabeelden geen specifieke en onderscheidende persoonskenmerken of kledingkenmerken zichtbaar zijn. Daarnaast merkt de raadsman op dat de in beslag genomen schoenen niet overeen lijken te komen met de schoenen die te zien zijn op de camerabeelden. De schoenen die bij de verdachte in beslag zijn genomen zijn oud en de schoenen die op de camerabeelden waarneembaar zijn, zien er nieuw uit. Tevens is bij de persoon op de camerabeelden aan de linkerzijde van zijn snor een onderbreking waarneembaar, terwijl de verdachte een volle snor had.
De beoordeling van de gelijkenissen op camerabeelden/stills
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 4 april 2024 en in raadkamer kennisgenomen van de camerabeelden. De rechtbank constateert dat de camerabeelden in kleur en van voldoende kwaliteit zijn om het gezicht en de kleding van de dader te zien. De rechtbank heeft dan ook in beginsel geen reden om te twijfelen aan de door de verbalisanten waargenomen gelijkenissen. De enkele omstandigheid dat er een onderbreking van de snor is waargenomen door de raadsman, doet aan het voorgaande niets af. De rechtbank merkt daarbij op dat de onderbreking van de snor niet op elk moment op de camerabeelden waarneembaar is. Op de camerabeelden is op verschillende momenten een volledige snor zonder onderbreking te zien. De verweren van de raadsman ten aanzien van de camerabeelden, worden dan ook verworpen. De rechtbank acht de processen-verbaal met betrekking tot de camerabeelden bruikbaar voor het bewijs.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de kleding, de schoenen en het mes die bij de verdachte zijn aangetroffen, alsmede de uiterlijke persoonskenmerken van de verdachte, overeenkomen met de uiterlijke persoonskenmerken, de kleding, schoenen en het mes van de dader op de camerabeelden. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die de aangeefster met een mes op haar hoofd heeft geslagen.
3.5.3
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of voornoemd handelen van de verdachte moet worden aangemerkt als poging tot zware mishandeling of mishandeling en overweegt daartoe als volgt.
De getuigenverklaringen
Enkele getuigen hebben een en ander van het incident waargenomen en hebben verklaringen bij de politie en later bij de rechter-commissaris afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte tijdens het lopen naar de uitgang van de tram een mes vasthield, terwijl de aangeefster naar haar hoofd aan het grijpen was. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een harde klap hoorde en vervolgens zag dat een man in het donker gekleed de tram uitliep. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een enorm heftige klap hoorde, deze was kei- en keihard.
Verweren van de raadsman
De verdediging heeft bepleit dat de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat er uit de getuigenverklaringen niet blijkt dat er met kracht op het hoofd van aangeefster is geslagen. Dat getuigen verklaren een hard geluid gehoord te hebben is een indruk die zij gehad kunnen hebben – achteraf - doordat zij geschrokken zijn van hetgeen zij op televisie hebben gezien en dat zij met elkaar hebben gesproken voordat zij een verklaring hebben afgelegd.
De beoordeling van de getuigenverklaringen
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de getuigen, die kort na het incident zijn afgelegd. Anders dan de raadsman stelt, is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een of meer van de getuigenverklaring(en) mogelijk onbetrouwbaar zouden kunnen maken of die aanleiding geven om van het gebruik van deze processen-verbaal als zelfstandige bewijsmiddelen af te zien. Er zijn geen aanwijzingen dat de getuigen met elkaar contact hebben gehad of zijn beïnvloed door het zien van de camerabeelden. Het verweer van de raadsman, ten aanzien van de onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaringen, wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht de getuigenverklaringen bruikbaar voor het bewijs.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank is met betrekking tot de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naast de getuigenverklaringen heeft de rechtbank waargenomen op de camerabeelden, zoals ook wordt omschreven door verbalisant [verbalisant 1] , dat de verdachte met kracht op het hoofd van de aangeefster slaat met een hakmes in zijn hand. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Indien het mes of de aangeefster enigszins zou zijn gedraaid of bewogen, wat zonder meer had kunnen gebeuren in de situatie waarin de aangeefster en de verdachte zich bevonden, dan had het scherpe gedeelte van het lemmet bijvoorbeeld een diepe snijwond in haar hoofd kunnen opleveren, waar zich onder meer de hersenen bevinden. De verdachte heeft met zijn handelen die aanmerkelijke kans dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen ook bewust aanvaard. Dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de aangeefster hevig letsel heeft opgelopen, zoals door de raadsman is betoogd, doet aan het voorgaande niets af.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is immers niet relevant of het slachtoffer daadwerkelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 19 januari 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[naam]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam] met een mes met kracht op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte en de maatregel van terbeschikkingstelling

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, in overeenstemming met de conclusies van de over de verdachte uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportage, op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was. Hij heeft gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en aan de verdachte ongemaximeerd de maatregel wordt opgelegd tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging).
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts heeft de verdediging, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om geen tbs-maatregel met dwangverpleging, maar hooguit tbs met voorwaarden op te leggen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte met ambulante behandeling vanuit Parnassia met medicatie goed functioneert. Uit de brief van de psycholoog van de P.I. Haaglanden blijkt eveneens dat de verdachte met medicatie goed functioneert en dat de schizofrenie in remise is. Bovendien toont hij inmiddels ziekte-inzicht en volgt hij behandeling.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangeefster, door haar onverhoeds met kracht op het hoofd te slaan met een mes. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Tevens vond dit alles plaats in het openbaar in een tram waar meerdere personen getuige van zijn geweest. In de regel veroorzaakt dit angst bij ooggetuigen en veroorzaakt het algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke (gewelds)feiten, maar wel voor een andersoortig feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) over de verdachte van 15 september 2023 opgemaakt door C.A.M. van der Meijs, psychiater, en [GZ psycholoog] , GZ-psycholoog (hierna: de deskundigen). De deskundigen concluderen in hun rapport het volgende.
De deskundigen concluderen dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, te weten schizofrenie. Daarnaast is er ook sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Zowel de schizofrenie als de stoornis in cannabisgebruik waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de verdachte ook zonder het gebruik van cannabis lijdt aan de genoemde chronische psychose met bijbehorende cognitieve problemen die gedragsproblemen tot gevolg hebben. Vanwege de ernst van de schizofrenie en de desorganisatie van het denken dient te worden uitgegaan van een direct causaal verband tussen de schizofrenie en het ten laste gelegde. Volgens de deskundigen is er in deze zaak geen gedragskundig 'gezond' scenario denkbaar op grond waarvan de verdachte zijn handelen als de gemiddelde mens in vrije wil richting heeft gegeven. De verdachte had ten gevolge van deze stoornis geen reflectie of corrigerend vermogen.
Hij was geheel in de ban van zijn stoornis en daarmee wilsonvrij om tot gezonder gedrag te komen dan wel van dit gedrag af te kunnen zien. Om die reden wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De schizofrenie zorgt voor een blijvende instabiliteit in het psychische functioneren van de verdachte. In de afgelopen jaren is de verdachte moeilijk behandelbaar gebleken, terwijl hij
zonder gebruik van medicatie chronisch psychotisch zal blijven. Er is een gebrek aan zelfinzicht (inzicht in de stoornis, en waarschijnlijk ook in zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde) en geen motivatie voor behandeling, waardoor hij zich hieraan onttrekt. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, vanwege de aard en duur van de psychose, het directe causale verband tussen symptomen van de psychose (schizofrenie) en het ten laste gelegde, en vanwege de vele eerdere incidenten.
Om dit risico te verminderen is behandeling in een zeer hoog beveiligde omgeving, waarin met name vrouwelijk personeel op haar hoede dient te zijn voor plotselinge (seksueel) agressieve impulsdoorbraken, noodzakelijk. Zonder dwingend kader zal de verdachte onvoldoende in staat zijn om te profiteren van behandeling. Vanwege de ernst van de pathologie, en de bovenbeschreven risicotaxatie wordt geadviseerd om aan de verdachte de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte van 18 september 2023. Hierin wordt geconcludeerd dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar is. Het hoge risico op acuut geweld bij willekeurige slachtoffers in combinatie met het ontbreken van ziektebesef en het feit dat de verdachte zich niet aan voorwaarden kan (laat staan wil) houden, maakt dat de reclassering de tbs-maatregel met voorwaarden of enig ander voorwaardelijk kader onvoldoende acht om het recidiverisico te beperken terwijl behandeling van de psychische problematiek door deskundigen noodzakelijk wordt geacht. Verder is er instabiliteit op de leefgebieden en kent de verdachte geen beschermende factoren. Het risico op onttrekking aan behandeling binnen een voorwaardelijke veroordeling dan wel een tbs-maatregel met voorwaarden wordt daarom hoog geschat. Hiermee ligt het risico op herhaling van ernstige geweldsdelicten als het ten laste gelegde in de lijn der verwachting. De reclassering adviseert derhalve om, bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Nu de conclusies en adviezen van de reclassering, psychiater en psycholoog omtrent de psychische en persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde op zorgvuldige en inzichtelijke wijze worden gedragen door hun bevindingen, neemt de rechtbank die over en maakt de rechtbank die tot het hare.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank neemt ten aanzien van de strafbaarheid de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en volgt hun advies. Het bewezenverklaarde kan de verdachte derhalve wegens de ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. De verdachte dient ter zake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
TBS met dwangverpleging
Op grond van de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel. Bij de verdachte bestond een ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het bewezenverklaarde. Daarnaast betreft het begane strafbare feit, poging zware mishandeling, een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en is het recidiverisico hoog.
De deskundigen en de reclassering concluderen dat - teneinde het recidiverisico te verminderen - behandeling in een zeer hoog beveiligde omgeving noodzakelijk is en dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Daarbij speelt een rol dat er een hoog risico is op acuut geweld bij willekeurige slachtoffers, de verdachte geen ziektebesef en ziekte-inzicht heeft en zich niet aan voorwaarden kan houden. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een tbs-maatregel met voorwaarden niet aan de orde.
De vraag resteert of de door de rechtbank noodzakelijk geachte behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging kan en moet worden opgelegd. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor de noodzaak tot verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat het begane feit ernstig is, dat het recidiverisico hoog is en dat de complexe problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling vereist. De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen. Daarbij merkt zij op dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven kan gaan.

6.De inbeslaggenomen voorwerpen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp onttrokken dient te worden aan het verkeer, aangezien er voldoende vast is komen te staan dat met betrekking tot dit voorwerp het strafbare feit is begaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan. De rechtbank ziet geen grond voor het onttrekken aan het verkeer, nu op zichzelf bezien een hakmes, bedoeld als keukenattribuut, niet van dien aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op zijn vordering tot oplegging van de tbs-maatregel afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging bepleit. Subsidiair is bepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het subsidiair tenlastegelegde, om de proeftijd te verlengen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie van 30 maart 2023 strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Den Haag van 19 april 2022 (parketnummer 09/295869-21), afwijzen. Dit omdat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf in het licht van de door de rechtbank in deze zaak op te leggen tbs-maatregel niet opportuun is.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 37a, 37b, 45, 63, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Hakmes;
wijst af de vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van parketnummer 09/295869-21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.S.M. Lubbe, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. M. Koers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2024.
Bijlage A: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH2R023010, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 97).
Het proces-verbaal van aangifte [naam] opgemaakt op 19 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 8):
Plaats delict: Kamperfoeliestraat, 2563 KA ‘s-Gravenhage
Pleegdatum: donderdag 19 januari 2023
Ik zat in tram 2 uit de richting van Kraaijensteijn. Er stapte een man de tram in. Hij bleef de gehele tijd naar mij kijken. Op het moment dat ik weg keek voelde ik ineens een klap aan de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde direct een bult op mijn hoofd en kreeg even kort hoofdpijn. Ik voelde dat dit met een hard voorwerp was gedaan.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 21 t/m 22):
Camera D5 halte Laan van Eik en Duinen 19 januari 2023 11:02 uur
De verdachte komt de tram binnen. Ik zie dat de verdachte zijn jas open ritst en tegen de paal tegenover het slachtoffer gaat staan. Omstreeks 11:03 grijpt de man naar zijn binnenzak, dit is vlak voordat de tram stopt bij de halte Kamperfoeliestraat, en haalt daar een voorwerp uit. Ik zie dat de verdachte zijn rechterarm met daarin het voorwerp naar achter zwaait en vervolgens het slachtoffer met kracht op haar hoofd slaat. Op basis van het inzoomen op de camerabeelden blijkt dat de verdachte kennelijk een hakmes in zijn handen heeft, ten tijde dat hij het slachtoffer sloeg.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 30-34):
Op maandag 19 januari 2023 heeft er een mishandeling plaatsgevonden in een HTM tram te ‘s-Gravenhage. In de politiesystemen is een foto van [verdachte] beschikbaar. Ik heb de foto van [verdachte] vergeleken met een screenshot van de camerabeelden welke zijn opgenomen gedurende de pleegdatum in de desbetreffende tram. Gelet op deze foto’s zijn er gelijkenissen waar te nemen tussen [verdachte] en de verdachte van de mishandeling. De gelijkenissen welke ik waar heb genomen zijn:
  • De huidskleur
  • De ringbaard
  • De oneffenheden in de baard
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 79):
Op woensdag 25 januari 2023 bevond ik mij in het perceel [adres] te [plaats] . Ik was daar in verband met de aanhouding van de hierna genoemde verdachte:
[verdachte]
Ik zag op de grond van de slaapkamer twee volledig witte sneakers staan en aan de kapstok die aan de muur bevestigd was zag ik een zwarte jas en een zwarte broek hangen. Zowel de sneakers, als de jas, als de broek herkende ik direct als de kleding die de verdachte droeg ten tijde van de mishandeling in de tram. Op de opnames van de beelden in de tram had ik gezien dat de verdachte een zwarte jas met bontkraag en ritsen op de mouwen alsmede zwart lederen stroken op het borstvlak van de jas droeg. Tevens had ik gezien dat hij een donkere broek met zakken op de dijbenen en volledig witte sneakers droeg. Pal tegenover de slaapkamer zag ik dat de keuken was. Ik zag tussen deze spullen een groot hakmes lag. Ik herkende dit mes als zijnde een soortgelijk mes wat de verdachte bij zich droeg ten tijde van de mishandeling in de tram.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 januari 2023 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 35-38):
Op woensdag 25 januari 2023 werd [verdachte] aangehouden. Bij de aanhouding werden verschillende goederen in beslag genomen dit waren:
Een zwarte jas
Een grijze spijkerbroek
Witte schoenen
Een hakmes
Op donderdag 19 januari 2023 werd een (zware) mishandeling gepleegd in tramlijn 2. Op de camerabeelden had de verdachte dezelfde kleding aan die in beslag genomen werd op woensdag 25 januari 2023.
1. Op de eerste vergelijking is te zien dat het model en de kleur van de jas overeen komen. Ook is te zien dat de bontkraag van de jas overeen komt met de jas die in beslag genomen is. Daarnaast komt de riem van de sluiting om de nek overeen.
2. De tweede vergelijking heeft wederom de bontkraag van de jas die overeen komt op beide afbeeldingen. Hierbij is ook te zien dat het een gewatteerde jas betreft met horizontale stiksels. Ook het borstzakje aan de buitenzijde van de jas komt overeen. Daarnaast komt ook de zilverkleurige rits op de linker mouw van de jas overeen.
3. Op de derde vergelijking is te zien dat de jas een binnenzak heeft aan de linkerzijde van de jas. Op de beelden uit de tram haalt de verdachte hieruit vermoedelijk het mes.
4. Op de vierde vergelijking is te zien dat de verdachte in de tram witte schoenen droeg. De witte veters het lage model en de witte kleur van de schoenen komt overeen.
5. Bij vergelijking vijf is de grijze spijkerbroek te zien, buiten dat de kleur en het model van deze broek overeen komen is te zien dat de broekzak ter hoogte van het bovenbeen overeen komt.
6. In de zesde vergelijking is te zien dat de verdachte een uithalende beweging maakt. Hierbij is een glimmend voorwerp te zien dat de verdachte in zijn rechter hand vast heeft.
Het formaat en de kleur van dat voorwerp komen overeen met het in beslag genomen hakmes.
7. In de zevende vergelijking is dezelfde verdachte en handeling te zien van de voorzijde van de verdachte. Ook hierbij is te zien dat de verdachte een zilver glimmend voorwerp vast
heeft dat op basis van maat en kleur overeen komt met het in beslag genomen hakmes.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 19 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 14):
Op donderdag 19 januari 2023, omstreeks 10:55 uur zat ik in de tram met lijnnummer 2. Omstreeks 11:02 uur zag ik een manspersoon in de richting van de uitgang van de tram lopen. Ik zag dat de man zijn capuchon op had. Ik zag dat hij tijdens het lopen naar de uitgang van de tram een mes vast hield. Ik zag dat de man het mes met zijn linkerhand vast had en dit vervolgens weg stopte in zijn jas. Ik zag een meisje welke op ongeveer 15 meter afstand voor mij zat naar haar hoofd grijpen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 19 februari 2024, voor zover inhoudende:
U vraagt of ik het mes kan omschrijven. Het was nogal recht. Het metalen deel was langwerpig.
Bijlage tekening van het mes.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 77):
Op donderdag 26 januari 2023 had ik telefonisch een gesprek met een mogelijke getuige
van het incident op 19 januari 2023 waarbij een vrouw in de tram is geslagen. Mevrouw [getuige 2] vertelde verder dat zij een harde klap hoorde en vervolgens zag zij dat de man in het donker gekleed de tram uitliep op de halte Kamperfoelie.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 78):
Op woensdag 25 januari 2023 had ik telefonisch een gesprek met een mogelijke getuigen
van het incident op 19 januari 2023. Ik hoorde mevrouw [getuige 3] zeggen dat zij een klap hoorde alsof er een ballon kapot ging.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , opgemaakt op 19 februari 2024, voor zover inhoudende:
Het was zo een enorme heftige klap. U vraagt wat ik hoorde. Een ballon die keihard uit elkaar klapt. Het was ook kei- en keihard.
De eigen waarneming van de rechtbank in de raadkamer voorafgaand aan de terechtzitting van de camerabeelden afkomstig van HTM, voor zover inhoudende:
Op de beelden is te zien dat een man een mes uit of onder zijn jas vandaan haalt, daarmee uithaalt in de richting van aangeefster en haar met kracht op haar hoofd slaat.