In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 maart 2024, is het beroep van eiser, een Somalische asielzoeker, ongegrond verklaard. Eiser had op 24 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 november 2023 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelde dat hij vanwege bedreigingen van Al-Shabaab vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië. Hij had in het verleden in Somalië gewoond en was in 2018 teruggekeerd na een uitzetting uit Noorwegen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De rechtbank vond de verklaringen van eiser over de bedreigingen door Al-Shabaab ongeloofwaardig, vooral omdat hij geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas. Eiser had ook wisselende verklaringen afgelegd over zijn verblijfplaats en de omstandigheden rondom zijn vertrek uit Somalië. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen had voor vervolging en dat de staatssecretaris terecht geen verblijfsvergunning had verleend. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op asiel.