ECLI:NL:RBDHA:2024:5627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL23.36620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 maart 2024, is het beroep van eiser, een Somalische asielzoeker, ongegrond verklaard. Eiser had op 24 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 november 2023 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelde dat hij vanwege bedreigingen van Al-Shabaab vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië. Hij had in het verleden in Somalië gewoond en was in 2018 teruggekeerd na een uitzetting uit Noorwegen.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De rechtbank vond de verklaringen van eiser over de bedreigingen door Al-Shabaab ongeloofwaardig, vooral omdat hij geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas. Eiser had ook wisselende verklaringen afgelegd over zijn verblijfplaats en de omstandigheden rondom zijn vertrek uit Somalië. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen had voor vervolging en dat de staatssecretaris terecht geen verblijfsvergunning had verleend. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op asiel.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36620
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1983. Hij heeft op 24 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 november 2023 deze aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, O. Ilmi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In november 2018 is eiser teruggekeerd naar Somalië omdat hij door Noorwegen was uitgezet. Hij heeft toen van 2018 tot 15 april 2021 in Somalië gewoond bij zijn moeder, samen met zijn kinderen en andere gezinsleden. Ongeveer 2 weken voorafgaand aan zijn vertrek, heeft eiser gedurende 3 achtereenvolgende dagen problemen gehad met Al-Shabaab. Al-Shabaab is bij de moeder van eiser langs geweest en waren naar hem op zoek. De pleegzoon van moeder (tevens pleegbroer van eiser) is bij het huis van eiser zijn moeder neergeschoten en daarna is eiser telefonisch bedreigd waarna hij is gevlucht uit Somalië. Eiser vreest dat Al-Shabaab hem bij terugkeer naar Somalië zal doden.
De beoordeling van het asielrelaas door verweerder
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen met Al-Shabaab.
6. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat ten aanzien van het eerste relevante element de identiteitsgegevens van eiser zullen worden aangehouden, ondanks dat hij zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond.
7. Het tweede relevante element – de problemen met Al-Shabaab – heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder motiveert dit standpunt door erop te wijzen dat eiser geen documenten ter onderbouwing van zijn relaas heeft ingebracht. Ook kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat eiser daadwerkelijk door Al-Shabaab is bedreigd en dat de pleegbroer van eiser door Al-Shabaab is vermoord. Het relaas van eiser over de incidenten die ertoe hebben geleid dat hij Somalië is ontvlucht, is volgens verweerder erg summier en wisselend. De verklaringen van eiser over zijn verblijfplaats en over met wie hij samenleefde zijn wisselend en tegenstrijdig. Er is ook wisselend, tegenstrijdig en vaag verklaard over de inhoud van de bedreigingen die door Al-Shabaab zijn geuit. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor Al-Shabaab. Verweerder vindt van belang dat eiser drie jaar van 2018 tot en met begin 2021 ongemoeid in Mogadishu heeft kunnen verblijven. Tot slot heeft eiser volgens verweerder wisselende verklaringen afgelegd over welke dag zijn laatste werkdag in Somalië was.
8. Over de vraag of sprake is van gegronde vrees voor vervolging vanwege de door verweerder aangenomen identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat asielzoekers uit Somalië niet zonder meer als vluchteling zijn aan te merken in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk moet vrezen voor vervolging. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan eiser heeft verweerder daarom geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Had verweerder inlichtingen moeten vragen bij de Noorse autoriteiten?

9. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder navraag had moeten doen bij de Noorse autoriteiten naar (de status van) zijn asielaanvraag aldaar en niet alleen van eiser mag verlangen dat hij documenten over deze asielprocedure overlegt.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij een eigen beoordeling maakt op basis van de door eiser afgelegde verklaringen en overgelegde documenten. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser zelf documenten met betrekking tot zijn Noorse asielaanvraag aan verweerder had kunnen overleggen indien eiser wenste dat deze documenten bij de beoordeling van zijn asielaanvraag zouden worden betrokken. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk was. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Mocht verweerder relevant element 2 ongeloofwaardig achten?
Documenten ter onderbouwing van het asielrelaas
11. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij geen documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft overgelegd. Zo was de overschrijving van 20 US Dollar alleen zichtbaar op de mobiele telefoon van eiser. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser documenten had kunnen overleggen die delen van zijn relaas kunnen onderbouwen, zoals onder andere een overlijdensakte van zijn pleegbroer en een bewijs dat 20 US Dollar naar de rekening van eiser zijn overgemaakt.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij geen documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft overgelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat dit wel van eiser verwacht mag worden nu eiser in meerdere landen asiel heeft aangevraagd en aldus op de hoogte is van het belang van deze documenten. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij geen documenten heeft overgelegd. Zo verklaart eiser dat het moeilijk tot vrijwel onmogelijk is om vanuit Europa aan documenten te komen, maar niet blijkt welke inspanningen eiser heeft ontplooid om deze documenten te kunnen verkrijgen. De enkele stelling dat eiser geen beroep kan doen op zijn moeder vanwege haar leeftijd is onvoldoende en laat onverlet dat eiser ook anderen kan inschakelen om hem te helpen bij het vergaren van documenten ter onderbouwing van zijn relaas. Eiser heeft niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom niet van hem verwacht kan worden dat hij documenten overlegt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verantwoordelijkheid Al-Shabaab voor problemen
13. Eiser heeft voorts aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een andere organisatie dan Al-Shabaab voor de moordaanslag op zijn pleegbroer en de bedreigingen aan het adres van eiser verantwoordelijk is. Er vinden regelmatig aanslagen plaats gepleegd door Al-Shabaab en het kan ook worden afgeleid uit de volgorde van gebeurtenissen. Eiser heeft tevens aangevoerd dat het logisch is dat Al-Shabaab zich bij het bezoek aan het huis van zijn moeder niet kenbaar heeft gemaakt omdat hun doel was om eiser fysiek te ontmoeten. Voorts heeft eiser aangevoerd dat niet van eiser verwacht kan worden dat hij met de kennis achteraf zich ineens allerlei details herinnert over het telefoongesprek met zijn moeder na het eerste bezoek van Al-Shabaab bij zijn moeder thuis. Eiser stelt tevens dat hij zijn verklaring over waarom hij een doelwit is van Al-Shabaab in de correcties en aanvullingen heeft mogen aanvullen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser de verantwoordelijkheid van Al-Shabaab onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, noch heeft onderbouwd en dat ook niet uitgesloten kan worden dat de moordaanslag op pleegbroer [A] verband houdt met problemen die hem persoonlijk betroffen en niets met eiser van doen hadden. Daarnaast zijn de verklaringen van eiser over het bezoek van Al-Shabaab aan zijn moeder en de daaropvolgende gevoelens van onveiligheid volgens verweerder erg summier en weinig inzichtelijk. Ook de verklaringen over de wijze waarop leden van Al-Shabaab zich introduceerden lopen volgens verweerder uiteen.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de verantwoordelijkheid van Al-Shabaab voor de gestelde problemen niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de verklaringen die eiser over de betrokkenheid van Al-Shabaab heeft afgelegd vaag, weinig inzichtelijk en wisselend en summier mogen vinden. Verweerder heeft gelet daarop kunnen concluderen dat eiser
onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van Al- Shabaab zou staan. Verweerder heeft op grond van de verklaringen van eiser kunnen vinden dat niet met zekerheid valt te zeggen dat leden van Al-Shabaab naar eiser zouden hebben gevraagd op 1 april 2021. De rechtbank kan eiser in zoverre volgen dat dat nooit met zekerheid te zeggen valt, maar nu eiser stelt in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab te staan en hun doelwit te zijn mag meer van zijn verklaringen hierover verwacht worden.
Verweerder heeft gelet op het verloop van het nader gehoor kunnen vinden dat eiser niet meteen uit zichzelf uitgebreide verklaringen heeft afgelegd over het incident en dat eiser wisselend heeft verklaard over de datum dat de leden van Al-Shabaab voor het eerst naar eiser zouden hebben gevraagd. Eiser heeft eerst als datum 21 april 2021 genoemd en later de datum 1 april 2021.1 Verweerder heeft een meer uitgebreide verklaring mogen verwachten ten aanzien van deze gebeurtenis nu het de kern raakt van de reden van zijn vertrek. Op de vraag hoe eiser zijn moeder wist dat het de mannen van Al-Shabaab waren die [A] aanvielen voor de ingang van hun huis heeft eiser meermaals verklaard dat zijn moeder niet zeker wist dat het de mannen van Al-Shabaab waren, maar dat moeder wel wist dat eiser eerder bedreigd werd in 2008. Eiser heeft tevens verklaard dat zijn moeder twee mannen zag die aan het vluchten waren nadat zij schoten had gehoord. Ook heeft eiser verklaard dat zijn moeder verder geen informatie heeft gegeven over de reacties van de kinderen op het moment dat zij tijdens de aanval allemaal thuis waren.2 Verweerder heeft dit vaag kunnen vinden. De verklaring van eiser dat niet uitgebreider verklaard kon worden omdat dat is met kennis achteraf, strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de in beroep gegeven verklaring dat eiser als ervaringsdeskundige bij oom is gaan wonen omdat eiser het, zo begrijpt de rechtbank, meteen een verdachte situatie heeft gevonden. Verweerder heeft mogen betrekken dat eiser niet heeft verklaard waarom hij de situatie verdacht en onveilig vond op dat moment. Verweerder heeft meer uitleg mogen verwachten op dit punt.
Verweerder heeft ten aanzien van de moord op [A] kunnen vinden dat niet valt uit te sluiten dat [A] zelf problemen met Al-Shabaab had nu ook niet is komen vast te staan dat het de leden van Al-Shabaab waren die het huis van zijn moeder op 1 april 2021 hadden bezocht.
Verweerder heeft tevens mogen betrekken dat eiser de bijschrijving van 20 US Dollar niet kan onderbouwen, die hij bijgeschreven zou hebben gekregen om zijn eigen begrafenis te regelen zoals zou zijn gezegd tijdens de telefonische bedreiging na de begrafenis van [A] .3 Dit omdat dit een relatief eenvoudig te vergaren bewijsdocument lijkt te zijn.
15. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij door Al-Shabaab bedreigd wordt vanwege zijn winkel die hij in 2008 had. Eiser zou destijds met ongelovigen hebben samengewerkt.4 Verweerder werpt naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte tegen dat eiser geen verklaring geeft waarom hij dan in 2021 voor gebeurtenissen uit 2008(telefonisch) wordt bedreigd, zonder dat daar op dat moment een duidelijke aanleiding voor is. Verweerder heeft daarbij ook kunnen betrekken dat eiser in de periode 2018-2021 zonder problemen bij zijn moeder kon verblijven. Verweerder heeft het veranderde uiterlijk van eiser een onvoldoende verklaring kunnen vinden voor waarom eiser niet (eerder) op het adres van zijn moeder is opgespoord door Al-Shabaab. Dit, omdat eiser zowel voor zijn vertrek in 2009 als in de periode 2018-2021 op hetzelfde adres bij zijn moeder zou hebben gewoond. Hierbij mocht verweerder ook betrekken dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat de genoemde reden tijdens de telefonische bedreiging was dat hij zou
1. rapport Nader gehoor, pagina 9, 10 en 11.
2 rapport Nader gehoor, pagina 15 en 16.
3 Rapport Nader gehoor, pagina 17 en 18.
4 rapport Nader gehoor, pagina 18-19.
samenwerken met ongelovigen en afvalligen en dat eiser pas in zijn correcties en aanvullingen deze verklaring heeft uitgebreid door te stellen dat hij ook bedreigd wordt omdat hij een van de daders van een bomaanslag in 2008 heeft aangewezen. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom eiser pas in de correcties en aanvullingen met deze verklaring komt. Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
Wisselende verklaringen over woon- en verblijfplaats
16. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hem ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn woon- en verblijfplaats. Dat eiser met zijn kinderen samenwoonde was zo vanzelfsprekend, dat hij daar eerder geen verklaring over heeft afgelegd. De verklaringen van eiser waarin hij zou hebben nagelaten zijn verblijf bij zijn oom te noemen zijn hoogstens niet zorgvuldig en aanvankelijk niet volledig, maar daarmee nog niet tegenstrijdig.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen over de woon- en verblijfplaats van eiser wisselend en tegenstrijdig heeft mogen vinden en niet ten onrechte heeft tegengeworpen. Verweerder heeft mogen vinden dat de verklaringen van eiser in het nader gehoor omtrent zijn woon- en verblijfplaats verschillen met de verklaringen die tijdens het aanmeldgehoor zijn afgelegd.5 Dit geldt zowel voor verklaringen over waar eiser verbleef als voor verklaringen over met wie eiser samenleefde.6 Zo heeft eiser pas tijdens het nader gehoor verklaard dat hij in de laatste veertien dagen voor zijn vertrek bij zijn oom heeft gewoond. Zo heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor op de vraag met wie hij op het adres waar hij het laatst gewoond heeft in Somalië heeft samengewoond, geantwoord; ‘
Alleen met mijn moeder.’ Terwijl hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat op dat adres tevens [A] , zijn vrouw en twee kinderen en zijn eigen kinderen woonden. Dat dit samenleven voor eiser vanzelfsprekend was en daarom geen verklaring daarover is afgelegd, wordt door de rechtbank niet gevolgd gelet op de duidelijke vraagstelling op dit punt.7 De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Resumerend
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder relevant element 2 ongeloofwaardig heeft mogen vinden.

Conclusie

19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning.
20. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5 Zie onder meer het rapport Aanmeldgehoor, pagina 5 en het rapport Nader gehoor pagina 11.
6 Zie onder meer het rapport Aanmeldgehoor, pagina 9 en het rapport Nader gehoor, pagina 12.
7 rapport Aanmeldgehoor, pagina 9.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.