ECLI:NL:RBDHA:2024:5620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/09/663661 / JE RK 24-557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2007, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter verleende een machtiging voor gesloten jeugdhulp, na een eerdere spoedmachtiging van 27 maart 2024. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, verzocht om deze machtiging vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige. De minderjarige vertoonde problematisch gedrag, waaronder middelengebruik en conflicten met zijn ouders, en had een incident meegemaakt waarbij hij gewond raakte. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2024 werd de situatie van de minderjarige besproken, waarbij ook zijn ouders en advocaat aanwezig waren. De kinderrechter concludeerde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige te waarborgen, gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan alternatieve oplossingen. De beschikking werd mondeling uitgesproken en op schrift gesteld op 17 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663661 / JE RK 24-557
Datum uitspraak: 4 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen de gecertifieerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. P. Drenth te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij de beschikking van 27 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 27 maart 2024 tot 8 april 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de voornoemde beschikking van 27 maart 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 maart 2024;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper (die [minderjarige] aanvankelijk niet en daarna alsnog heeft gezien) van 2 april 2024 waarin de gedragswetenschapper instemt met de gesloten plaatsing.
Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] en I. Wolters namens de gecertifieerde instelling.
De kinderrechter en [minderjarige] hebben direct voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van zijn advocaat, een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

[minderjarige] verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten Harreveld.
Voor een overzicht van de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 27 maart 2024.

3.Het verzoek

De gecertifieerde instelling verzoekt om een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertifieerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertifieerde instelling maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . [minderjarige] lijkt teruggevallen te zijn in zijn middelengebruik, heeft conflicten met zijn ouders en accepteert het gezag van de ouders en de hulpverlening niet. De moeder heeft geen invloed op hem en zij is bang voor haar eigen veiligheid. [minderjarige] heeft daarnaast zorgelijke uitspraken gedaan dat hij niet meer wil leven, dat hij bij conflicten
steken met een mes niet zal schuwen en hij dreigt zichzelf te verwonden met messen. Op 26 maart 2024 heeft zich een incident voorgedaan waarbij [minderjarige] gewond is geraakt en bebloed en onder invloed voor de deur van de vader lag. De oorzaak van de verwondingen zijn niet duidelijk, maar er zijn vermoedens dat het gaat om een steekwond. Daarnaast zijn er zorgen dat [minderjarige] vanwege het middelengebruik in de schulden zit, omdat hij op dit moment geen werk en inkomen heeft. De gecertificeerde instelling vindt het zorgelijk dat [minderjarige] geen hulp wil accepteren om zijn veiligheid te waarborgen. Het lukt de ouders ook niet om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. Ter zitting heeft de gecertifieerde instelling hieraan toegevoegd dat de afgelopen periode het opzetten van school, hulpverlening met betrekking tot zijn middelengebruik en hulpverlening met betrekking tot zijn trauma’s niet van de grond is gekomen. Volgens de gecertificeerde instelling kan de veiligheid van [minderjarige] in Noordwijk onvoldoende worden gewaarborgd, waardoor terugplaatsing momenteel nog niet aan de orde is. Gelet op het voorgaande meent de gecertifieerde instelling dat de plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] te waarborgen.

4.De standpunten

Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] vindt het vervelend wat er de afgelopen periode is gebeurd. [minderjarige] mist zijn familie en wil graag weer naar huis. Hij begrijpt wel waarom hij nu in Harreveld zit. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de plaatsing van [minderjarige] in Harreveld ingrijpend is en veel emoties bij hem heeft losgemaakt. [minderjarige] wil de komende tijd aan zichzelf gaan werken en weer naar school gaan. Hij hoopt op termijn naar een open groep te kunnen gaan. Volgens de advocaat is het daarbij van belang dat wordt onderzocht wat de oorzaak is van het gedrag van [minderjarige] . Primair verzoekt de advocaat tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt de advocaat de machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen tot aan het einde van de ondertoezichtstelling.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder heeft het volgende naar voren gebracht. De moeder heeft een lastige achter de rug, waardoor zij op dit moment emotioneel is uitgeput. Op dit moment is zij niet in staat om [minderjarige] de hulp te bieden die hij nodig heeft. De moeder vindt het van belang dat er hulp komt voor [minderjarige] , en dan wel specialistische hulp. Zij hoopt dat er voor [minderjarige] een goede plek komt in haar omgeving, waar hij hulp kan krijgen en waar de moeder gemakkelijker op bezoek kan gaan.
De vader staat achter het verzoek. De vader heeft zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en voor de moeder en hemzelf. De vader heeft de afgelopen periode de schulden van [minderjarige] voor een groot deel afbetaald.

5.De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . De afgelopen periode is [minderjarige] teruggevallen in zijn middelengebruik, heeft hij meer conflicten met zijn ouders, gaat hij niet naar school en heeft hij geen dagbesteding. Daarbij bestaat de vrees dat hij in de schulden zit door zijn middelengebruik, aangezien hij geen werk en inkomen heeft. Op 26 maart 2024 heeft zich een incident voorgedaan, waarbij [minderjarige] gewond is geraakt. Het is niet uitgesloten dat het hier gaat om een steekwond en dat dit incident verband houdt met zijn schulden. Het is ook zorgelijk dat [minderjarige] uitspraken heeft gedaan waarin hij heeft aangegeven niet meer te willen leven en dat steken met een mes hem niet zal schuwen. In de afgelopen periode is [minderjarige] niet in staat gebleken om de benodigde hulp en het gezag van de hulpverleners te accepteren. De ouders zijn op dit moment overbelast en niet in staat om [minderjarige] voldoende kaders en structuur te bieden. Hoewel [minderjarige] de wens heeft om naar een open setting te gaan, vindt de kinderrechter het te vroeg om [minderjarige] dit vertrouwen te geven. De kinderrechter acht het op dit moment van belang dat [minderjarige] zich gaat inzetten om zijn leven te beteren. Daarvoor is het van belang dat [minderjarige] gaat afkicken van zijn middelengebruik, weer naar school gaat en de juiste behandeling gaat volgen. Gelet op de forse zorgen zijn de kaders van geslotenheid noodzakelijk om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de hulpverlening onttrekt. De kinderrechter ziet in het belang van [minderjarige] op dit moment geen ander alternatief dan plaatsing in de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter zal het verzoek tot plaatsing in een gesloten accommodatie dan ook verlenen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 4 april 2024 tot 28 april 2024, te weten de duur van de ondertoezichtstelling.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 17 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.