Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Russische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was op 27 november 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris had de maatregel van bewaring opgeheven op 1 december 2023, maar de eiser heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 11 december 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de staatssecretaris zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank heeft zich gericht op de vraag of de bewaring van de eiser rechtmatig was en of er aanleiding was voor schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden voor de bewaring, zoals het illegaal binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan de overdracht naar Estland, feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet had hoeven volstaan met een lichter middel, ondanks de argumenten van de eiser dat hij zich aan de meldplicht heeft gehouden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 januari 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.