ECLI:NL:RBDHA:2024:5608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/13975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op verblijfsdocument aanvraag

Op 15 maart 2023 heeft eiser een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 11 oktober 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiser, die op 27 november 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de ingebrekestelling pas op 27 november 2023 heeft ontvangen, terwijl eiser stelt dat hij deze eerder heeft verzonden. De rechtbank heeft eiser verzocht om een verzendbewijs van de ingebrekestelling, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de ingebrekestelling eerder dan 27 november 2023 was ontvangen.

De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen pas begint te lopen na ontvangst van de ingebrekestelling. Aangezien de termijn op 28 november 2023 begint en de beslistermijn op 11 december 2023 verstrijkt, terwijl het beroepschrift op 27 november 2023 is ingediend, voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 maart 2023 een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER ingediend.
Bij brief van 11 oktober 2023, door de staatssecretaris ontvangen op 27 november 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 27 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eiser stelt dat hij op 11 oktober 2023 de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De staatssecretaris stelt pas eerst op 27 november 2023 de ingebrekestelling te hebben ontvangen. De rechtbank heeft eiser bij brief van 6 maart 2024 verzocht een verzendbewijs van de ingebrekestelling, waaruit blijkt of, en zo ja, op welke datum de ingebrekestelling door de staatssecretaris is ontvangen, te overleggen. Daarnaast heeft de rechtbank meermaals telefonisch contact proberen op te nemen, voor het laatst op 20 maart 2024, waarop eiser niet heeft gereageerd. Op grond van de in het dossier aanwezige stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat eiser eerder dan 27 november 2023 de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser bij brief 27 november 2023 aan de staatssecretaris heeft meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een beslissing te nemen op de aanvraag van 15 maart 2023. Op grond van artikel 4:17, derde lid van de Awb vangt de termijn van twee weken als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid van de Awb aan één dag na ontvangst van de ingebrekestelling, in de situatie van eiser op 28 november 2023. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn daarom is verstreken op 11 december 2023. Eiser heeft het beroepschrift ingediend op 27 november 2023. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.