ECLI:NL:RBDHA:2024:5604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL23.31661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke asielzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De eiser trok zijn beroep in nadat de Staatssecretaris op 22 januari 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris in de proceskosten van de eiser moet worden veroordeeld, omdat deze niet heeft gereageerd op het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om vergoeding van proceskosten terecht was, en heeft de kosten vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank het beroep als lichtgewicht heeft gekwalificeerd. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31661
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.D. van Elst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹ Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.²
3. Verzoeker is op 5 oktober 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Op 22 januari 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.