ECLI:NL:RBDHA:2024:5596
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. De verzoeker had op 3 november 2023 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 21 december 2023 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder in de proceskosten van de verzoeker moet worden veroordeeld, omdat deze aan de verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat het beroep van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout en is openbaar gemaakt op 7 februari 2024.