ECLI:NL:RBDHA:2024:5593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL24.13913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Marokkaanse, had beroep ingesteld tegen het besluit van 28 maart 2024, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 10 april 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen. Eiseres betwistte enkele gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de zware grond dat eiseres niet meewerkte aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit, terecht was. Ook de lichte grond dat eiseres niet over voldoende middelen van bestaan beschikte, werd als feitelijk juist beoordeeld. Eiseres had verklaard geen identiteitsdocumenten te hebben en weigerde contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten.

Eiseres stelde dat er geen risico op onttrekking aan het toezicht was en dat een lichter middel volstond, maar de rechtbank oordeelde dat het risico op onttrekking reëel was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13913

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiseres:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiseres:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres betwist in beroep de zware grond 3d en lichte grond 4d. Zij stelt wel voldoende te hebben meegewerkt om haar identiteit en nationaliteit vast te stellen. Ook stelt eiseres over € 115,- te beschikken, genoeg om een vertrek naar Frankrijk te realiseren.
4. De rechtbank is van oordeel dat zware grond 3d terecht aan eiseres wordt tegengeworpen. Zij heeft verklaart geen paspoort of andere identiteitsdocumenten te hebben, en weigert contract op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten. Zij heeft dan ook geen enkele aantoonbare actie ondernomen om aan identiteitsdocumenten te komen. Ook de lichte grond 4d is feitelijk juist. Dat eiseres stelt € 115,- te hebben, doet er niet aan af dat zij niet over een vaste inkomensbron beschikt en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan om in haar levensonderhoud te voorzien. De (overige) zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te dragen.
Lichter middel
5. Eiseres meent dat geen sprake is van een onttrekkingsrisico en dat verweerder had moeten volstaan met een bevel om Nederland te verlaten en terug te keren naar Frankrijk. Zij kwam enkel naar Nederland om haar familie te bezoeken en was bereid om terug te keren. Eiseres stelt dan ook dat er geen noodzaak was een maatregel van bewaring op te leggen.
6. Gelet op het voorgaande is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is om dit risico te ondervangen. De enkele verklaring van eiseres dat zij bereid is om terug te keren doet daar niet aan af.
Ambtshalve toets
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.