ECLI:NL:RBDHA:2024:5589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.M. Bell, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning als langdurig ingezetene van de EU werd afgewezen. Daarnaast weigerde de staatssecretaris een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen en de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlengen. Het besluit werd ook gekarakteriseerd als een terugkeerbesluit, waarbij verzoeker werd opgedragen Nederland en de EU binnen vier weken te verlaten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere mondelinge uitspraak van 8 maart 2024, waarin de rechtbank al op het beroep had beslist. Om deze reden werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.