ECLI:NL:RBDHA:2024:5577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
SGR 22/7074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, in de zaak SGR 22/7074, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 25 mei 2022, waarin haar een WIA-uitkering werd toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,72%. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 66,65% in het bestreden besluit van 7 oktober 2022. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht deze WIA-uitkering heeft toegekend en of de vastgestelde beperkingen adequaat zijn. Tijdens de zitting op 1 december 2023 zijn zowel eiseres als verweerder vertegenwoordigd. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om aanvullende rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te ontvangen. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet adequaat heeft onderzocht en dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank concludeert dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn en dat de vastgestelde beperkingen voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.187,50, en moet het griffierecht van € 50,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

1. Verweerder heeft bij besluit van 25 mei 2022 (het primaire besluit) aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend vanaf 23 juni 2022. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 53,72%. Verweerder heeft bij besluit van 7 oktober 2022 (het bestreden besluit) het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard en een WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 66,65%. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam] , haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
4. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de rechtbank te doen toekomen waarin twee vragen van de rechtbank worden beantwoord. Daarnaast is verweerder in de gelegenheid gesteld om een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de rechtbank te doen toekomen waarin één vraag van de rechtbank wordt beantwoord.
5. Bij brief van 10 januari 2024 heeft verweerder een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 januari 2024 en een rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 januari 2024 aan de rechtbank doen toekomen, waarin de door de rechtbank gestelde vragen worden beantwoord. Bij brief van 15 februari 2024 heeft eiseres gereageerd op deze rapportages.
6. Nadat geen van de partijen desgevraagd heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een WIA-uitkering heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 66,65%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan de derde-partij die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres waar mogelijk daarom slechts in algemene zin benoemen.
9. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
9.1
Eiseres was van 28 november 2019 tot 31 mei 2020 werkzaam als [functie] bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat via [bedrijfsnaam] B.V. voor 36 uur per week. Vanaf 1 juni 2020 heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Op 25 juni 2020 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld. Verweerder heeft vanaf 24 september 2020 aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
9.2
Naar aanleiding van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWB) is bij besluit van 2 augustus 2021 de ZW-uitkering beëindigd vanaf 6 augustus 2021. Aan deze beëindiging liggen een rapportage van 23 juni 2021 van een verzekeringsarts met een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van diezelfde datum en een rapportage van 2 augustus 2021 van een arbeidsdeskundige ten grondslag. Bij besluit van 4 augustus 2021 is de WW-uitkering aan eiseres voortgezet vanaf 6 augustus 2021.
9.3
Eiseres heeft zich per 18 augustus 2021 opnieuw vanuit de WW ziekgemeld. Verweerder heeft bij besluit van 13 oktober 2021 beslist dat de ZW-uitkering niet verandert omdat uit de beoordeling van de verzekeringsarts volgt dat eiseres op 18 augustus 2021 niet in staat is om te werken. Op 30 augustus 2021 is bij eiseres een diagnose gesteld, naar aanleiding waarvan zij op 28 september 2021 is geopereerd.
9.4
In de FML van 2 december 2021 zijn door een verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen uit de FML van 23 juni 2021 overgenomen en zijn aanvullende beperkingen opgenomen voor het werken in een koude omgeving en het dragen van zware beschermingsmiddelen. Daarnaast is een urenbeperking op energetische grond, mede vanwege een verhoogde recuperatiebehoefte, van zes uur per dag en dertig uur per week in de FML van 2 december 2021 opgenomen.
9.5
Eiseres heeft op 13 maart 2022 een WIA-uitkering aangevraagd.
9.6
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een WIA-uitkering vanaf 23 juni 2022 toegekend. Aan dat besluit ligt een rapportage van de primaire verzekeringsarts van 10 mei 2022 ten grondslag. De primaire verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de door haar vastgestelde aandoeningen overeenkomen met de informatie van de behandelend sector en dat de FML van 2 december 2021 nog steeds actueel is. Daarom zijn in de FML van 10 mei 2022 dezelfde beperkingen opgenomen. De primaire arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 23 mei 2022 de functies medewerker klantenservice (SBC-code 315150), telefonist/medewerker callcenter (SBC-code 315174) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geselecteerd om de verdiencapaciteit te bepalen. Daarnaast zijn de functies administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en telefonisch verkoper (SBC-code 315173) geselecteerd. De primaire arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 53,72%.
10. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard onder verwijzing naar de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage op 66,65%. Aan het bestreden besluit liggen rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 september 2022 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 oktober 2022 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich aangesloten bij de conclusies van de primaire verzekeringsarts en heeft geen verdergaande urenbeperking aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de functie telefonist laten vervallen omdat de belastbaarheid van eiseres in deze functie wordt overschreden vanwege de tijdsdruk op de inkomende gesprekken en de vaste (korte) streeftijd van beantwoording. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de functies medewerker klantenservice (SBC-code 315150), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geselecteerd om de verdiencapaciteit te bepalen. Daarnaast is de functie telefonisch verkoper (SBC-code 315173) geselecteerd. Dit heeft geleid tot de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage op 66,65%.
11. Eiseres stelt dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is, omdat hij heeft nagelaten eiseres op het spreekuur te zien. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening gehouden met het dagverhaal van eiseres, waaruit blijkt dat eiseres vanwege vermoeidheid meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals aankleden en eten klaarmaken, kosten eiseres veel energie. Eiseres heeft veel tijd nodig om van deze activiteiten te herstellen. Eiseres heeft vanwege de vermoeidheid concentratie- en geheugenproblemen. Eiseres is daardoor snel afgeleid, verricht handelingen in een traag tempo en maakt fouten. Ook kan eiseres niet met prikkels, drukte en lawaai omgaan en heeft zij last van hoofdpijn, migraine en stemmingswisselingen. Volgens eiseres moet ook een beperking ten aanzien van het hanteren van conflicten worden aangenomen. Verder moeten fysieke beperkingen worden aangenomen vanwege pijnklachten bij bewegen (staan en lopen) en omdat de kracht in haar handen is afgenomen. Ter onderbouwing van haar pijnklachten verwijst eiseres naar een bericht van 6 november 2022 van de huisarts met foto’s van de onderrug en een radiologisch verslag van 3 november 2022 van de orthopeed, waaruit blijkt dat in 2015 sprake was van afwijkingen in de onderrug. Uit een brief van 3 januari 2023 van de huisarts blijkt verder dat eiseres moeilijk kan lopen vanwege de pijnklachten. Eiseres kan niet vier uur per dag staan en/of lopen. Op een goede dag kan zij dertig minuten lopen, maar ze moet daarna wel minimaal dertig minuten zitten om te herstellen. Daarnaast moet eiseres regelmatig kunnen afwisselen van houding en kan zij niet één uur achter elkaar zitten. Vanwege de fysieke beperkingen en de vermoeidheid moet een verdergaande urenbeperking worden aangenomen. Tot slot stelt eiseres vanwege haar beperkingen de geduide functies niet te kunnen verrichten.
12. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
12.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
Had de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres lichamelijk moeten onderzoeken?
12.2
De beroepsgrond dat eiseres ten onrechte niet op een spreekuur is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, slaagt niet. Eiseres is lichamelijk en psychisch onderzocht door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beziet of er op medische gronden aanleiding is om iemand in persoon te onderzoeken. Het is vaste rechtspraak [1] dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep een betrokkene niet zelf hoeft te onderzoeken, indien hij over voldoende medische gegevens beschikt om zich een oordeel te vormen over een verzekeringsgeneeskundig rapport. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 8 september 2022 aangegeven dat dit laatste het geval is. Hij heeft dit gemotiveerd door te overwegen dat het dossier uitgebreide informatie van de behandelend sector bevat en er sinds eind 2021 geen relevante onderzoeken of behandelingen zijn geweest, zodat alle relevante medische informatie in het dossier aanwezig is.
Is het dagverhaal voldoende bij het onderzoek betrokken?
12.3
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat uit de rapportage van 13 mei 2022 van de primaire verzekeringsarts blijkt dat zij het dagverhaal van eiseres heeft uitgevraagd. Het dagverhaal is een hulpmiddel om de belastbaarheid te bepalen en is - net als de subjectief ervaren klachten - niet doorslaggevend. Aldus heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank het dagverhaal in voldoende mate bij het onderzoek betrokken.
Is eiseres meer beperkt dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen?
12.4
Eiseres stelt dat vanwege haar klachten meer en/of verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen. Een klacht kan echter op grond van de wet- en regelgeving pas mee worden genomen, indien zij kan worden vertaald in een beperking die (voldoende) steun vindt in objectieve medische gegevens. Uit de rapportage van 8 september 2022 en de aanvullende rapportage van 15 juni 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat alle diagnoses en klachten bij de beoordeling zijn betrokken. De pijnklachten bij bewegen, de afname van kracht in de handen, de vermoeidheid, de concentratie- en geheugenproblemen en de stemming worden door de primaire verzekeringsarts expliciet en uitgebreid beschreven. Voor zover de klachten zijn geobjectiveerd, zijn beperkingen aangenomen in de FML van 10 mei 2022. Hierna wordt nader ingegaan op de beperkingen die volgens eiseres in de FML moeten worden opgenomen.
De fysieke beperkingen
12.5
In de FML van 10 mei 2022 zijn beperkingen opgenomen voor dynamische handelingen (frequent buigen, duwen en trekken, tillen en dragen, lopen, trappenlopen, klimmen) en voor statische houdingen (zitten, staan, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn). Eiseres wordt voor zitten licht beperkt geacht, inhoudende dat zij maximaal één uur achtereen, acht uur per dag in totaal, kan zitten. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij niet één uur achter elkaar kan zitten. Ook voor lopen en staan wordt eiseres licht beperkt geacht, inhoudende dat zij dit maximaal dertig minuten achtereen kan, in totaal vier uur per dag. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat verdergaande beperkingen voor lopen en staan moeten worden aangenomen. De door eiseres overgelegde medische stukken bieden hier geen aanknopingspunten voor. In de brief van de huisarts van 3 januari 2023 wordt vermeld dat eiseres vanwege de pijnklachten moeizaam ter been is. In het radiologisch verslag van de orthopeed van 3 november 2022 wordt het bestaan van de betreffende afwijkingen in 2015 bevestigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapportage van 15 juni 2023 gemotiveerd waarom deze informatie geen aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te wijzigen. Met de betreffende aandoening is voldoende rekening gehouden door beperkingen op te nemen in de rubrieken IV en V in de FML. Bij de betreffende aandoening is het bovendien belangrijk om te blijven bewegen. Wel moeten zware belastingen en langdurig statische belastingen worden vermeden en hiermee is rekening gehouden door in de FML hiervoor beperkingen op te nemen. Verder zijn bij het lichamelijk onderzoek door de primaire verzekeringsarts geen bewegingsbeperkingen geconstateerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee afdoende gemotiveerd waarom op dit punt geen aanvullende beperkingen in de FML zijn opgenomen.
Afwisselen van houding
12.6
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een nadere rapportage te laten toelichten of een aanvullende beperking moet worden aangenomen ten aanzien van het afwisselen van de houding.
12.7
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 10 januari 2024 toegelicht dat de beperking ‘afwisselen van houding’ alleen aan de orde is indien een specifieke opeenvolging van verschillende houdingen is vereist. In het geval van eiseres is daar geen sprake van. Het advies van de primaire verzekeringsarts houdt in dat in het algemeen afwisseling van houding van belang is voor eiseres. Met afwisseling van houding in het algemeen is in de FML van 10 mei 2022 rekening gehouden door het zitten te beperken tot maximaal één uur achtereen en lopen en staan tot maximaal een half uur achtereen. Van lopen en staan mag bovendien maximaal een halve dag sprake zijn, waarbij vier uur per dag lopen in combinatie met vier uur per dag staan niet toelaatbaar is.
12.8
In reactie op de rapportage van 10 januari 2024 stelt eiseres dat het noodzakelijk voor haar is om regelmatig te kunnen afwisselen van houding. In het kader van de ZW-uitkering heeft de primaire verzekeringsarts in de rapportage van 23 juni 2021 aangegeven dat eiseres aangewezen is op werk waarbij zij regelmatig (kortdurend) van houding kan veranderen om de pijn te beperken. Vanwege haar aandoening kan eiseres niet lang zitten. De benodigde afwisseling van houding strookt niet met het feit dat in de FML is opgenomen dat eiseres acht uur per dag kan zitten.
12.9
De rechtbank is van oordeel dat de benodigde afwisseling van houding is geborgd door de aangenomen beperkingen, inhoudende dat eiseres maximaal één uur achtereen kan zitten en maximaal een half uur achtereen kan lopen en staan gedurende maximaal de helft van de dag. Daaruit volgt dat eiseres nooit zes keer één uur zal hoeven te zitten. Gelet op het feit dat een urenbeperking van zes uur per dag is aangenomen, zal van acht uur per dag sowieso geen sprake zijn. Verder heeft de verzekeringsarts in de FML van 23 juni 2021 - horende bij de rapportage waarin de verzekeringsarts het belang benadrukt van het wisselen van houding - een lichte beperking ten aanzien van staan (item 5.3) en staan tijdens het werk (item 5.4) en geen beperking ten aanzien van afwisselen van houding (item 5.9) aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
De urenbeperking
12.1
Vanwege de vermoeidheid en de behoefte aan recuperatie is in de FML van 10 mei 2022 een urenbeperking van zes uur per dag en dertig uur per week aangenomen. Eiseres stelt dat vanwege de vermoeidheid en de fysieke beperkingen een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Ten aanzien van de vermoeidheid acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop heeft gewezen dat uit het dagverhaal niet blijkt dat sprake is van structurele rustmomenten. In het dagverhaal wordt vermeld dat eiseres om acht uur ’s ochtends opstaat en om tien uur ’s avonds gaat slapen, het huishouden met hulp van haar partner doet, haar moeder bezoekt en veel hobby’s en sociale contacten heeft. Pas in bezwaar heeft eiseres ‘slaapdagen’ vermeld en dit is niet geobjectiveerd door een medische onderbouwing. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de primaire verzekeringsarts ten onrechte ‘slaapmomenten’ in plaats van ‘slaapdagen’ in het dagverhaal heeft opgenomen. Eiseres heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Bij de primaire verzekeringsarts heeft eiseres aangegeven dat zij geen last meer heeft van extreme vermoeidheid. Bij de bloedonderzoeken in 2022 naar aanleiding van de resterende vermoeidheid zijn geen afwijkingen geconstateerd. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor een verdergaande urenbeperking vanuit fysiek of energetisch oogpunt geen aanleiding gezien, omdat geen sprake is van systemische behandeling. Op deze wijze heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat een verdergaande urenbeperking niet aan de orde is.
De overige beperkingen
12.11
In de FML van 10 mei 2022 zijn beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren (voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen, deadlines en productiepieken, geen hoog handelingstempo) en voor fysieke omgevingseisen (werken in een koude omgeving; dragen van zware beschermende middelen op het lichaam en trillingsbelasting). Ten aanzien van de door eiseres gestelde concentratie- en geheugenklachten overweegt de rechtbank dat de primaire verzekeringsarts eiseres psychisch heeft onderzocht en heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen worden geobjectiveerd. De primaire verzekeringsarts heeft verder geconcludeerd dat, gelet op de omstandigheden, de stemming van eiseres neutraal is en eiseres haar gevoelens op adequate wijze uit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft over de stemmingswisselingen opgemerkt dat het voorschrijven van antidepressiva in november 2022 betrekking heeft op ontwikkelingen na de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder geconcludeerd dat gevoeligheid voor prikkels een persoonlijkheidskenmerk is en geen aanvullende beperkingen met zich meebrengt. Het twee keer per maand voorkomen van migraine kan tot slot niet leiden tot de conclusie dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft wegens sterk wisselend functioneren of excessief verzuim. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee afdoende gemotiveerd waarom op deze punten geen aanvullende beperkingen in de FML zijn opgenomen.
Hanteren van conflicten
12.12
Eiseres stelt dat een beperking moet worden aangenomen ten aanzien van het hanteren van conflicten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een nadere rapportage te laten toelichten of deze door eiseres gestelde beperking in de FML moet worden opgenomen.
12.13
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 10 januari 2024 toegelicht dat een beperking voor het hanteren van conflicten niet aan de orde is, omdat er geen aanwijzingen zijn voor verhoogde prikkelbaarheid bij eiseres. Tijdens het onderzoek op het spreekuur van de primaire verzekeringsarts zijn geen duidelijke psychische stoornissen waargenomen en eiseres ondergaat ook geen psychische behandeling. Verder blijkt uit het dagverhaal dat eiseres adequaat sociaal functioneert met veel contacten in de buurt en online, terwijl mensen met een verhoogde prikkelbaarheid vaak sociaal teruggetrokken gedrag vertonen om niet teveel met hun omgeving in conflict te raken. Tot slot heeft conflicthantering slechts beperkte invloed op de energiebalans gedurende de werkdag, omdat bij conflicthantering sprake is van tijdelijke verhoogde opwinding.
12.14
In reactie op de rapportage van 10 januari 2024 stelt eiseres dat zij vanwege pijn en vermoeidheid extra gevoelig is voor prikkels. Eiseres betwist dat zij veel contacten heeft waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij niet beperkt is ten aanzien van het hanteren van conflicten.
12.15
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres stelt onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een beperking voor het hanteren van conflicten niet aan de orde is te twijfelen. De conclusie is uitgebreid nader toegelicht. De rechtbank betrekt daarbij dat deze conclusie is gebaseerd op het psychisch onderzoek door de primaire verzekeringsarts en het dagverhaal van eiseres destijds. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie met betrekking tot het aannemen van beperkingen
12.16
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat medische gegevens ontbreken die het aannemen van meer en/of verdergaande beperkingen rechtvaardigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportages van 8 september 2022, 15 juni 2023 en 10 januari 2024 voor onjuist te houden.
Kan eiseres de geduide functies verrichten?
1) de functie medewerker klantenservice (SBC-code 315150)
12.17
Naar aanleiding van de daarop ziende stelling van eiseres heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toe te laten lichten waarom eiseres in staat wordt geacht om de functie medewerker klantenservice uit te oefenen, terwijl zij niet geschikt wordt geacht voor de functie telefonist/medewerker callcenter vanwege tijdsdruk.
12.18
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 3 januari 2024 toegelicht dat de normering op tijd en inhoud in de functie telefonist veel strakker is dan in de functie medewerker klantenservice. In 4000 gesprekken per dag moeten zo snel mogelijk afspraken worden gemaakt en vastgelegd. In de functie medewerker klantenservice vindt een ander type gesprek plaats. Het baliewerk behelst het voeren van gesprekken met 25 personen per week en als telefonist worden 65-70 klanten per dag te woord gestaan.
12.19
In reactie op de rapportage van 3 januari 2024 stelt eiseres dat het uitoefenen van de functie medewerker klantenservice wel degelijk teveel tijdsdruk oplevert, waarbij zij wijst op het feit dat in de FML is opgenomen dat eiseres aangewezen is op arbeid waarin geen hoog handelingstempo is vereist en geen sprake is van veelvuldige deadlines of productiepieken. Daarnaast kan, zo volgt uit het formulier ‘Resultaat functiebeoordeling’, de functie onvoorspelbare werkzaamheden met zich meebrengen, terwijl in de FML is opgenomen dat eiseres aangewezen is op een voorspelbare werksituatie. Ook moet eiseres in deze functie omgaan met face to face conflicten.
12.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat de functie medewerker klantenservice een dusdanige tijdsdruk kent, dat deze een hoog handelingstempo of veelvuldige deadlines dan wel productiepieken met zich meebrengt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft nadrukkelijk samen met de verzekeringsarts bezwaar en beroep gekeken naar de vraag of eiseres in staat moet worden geacht om te kunnen gaan met klantencontact “wat onvoorspelbaar kan zijn”. Op basis van hun expertise en gelet op de beperkingen van eiseres komen zij tot de conclusie dat eiseres in staat is om hiermee om te gaan. De rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen. Verder heeft de rechtbank in overweging 12.15 reeds overwogen dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een beperking voor het hanteren van conflicten niet aan de orde is. De beroepsgrond slaagt niet.
2) de overige functies
12.21
Uitgaande van de juistheid van de FML van 10 mei 2022 ziet de rechtbank verder geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de overige door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies.

Conclusie en gevolgen

13. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, omdat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd ten aanzien van de drie punten waarover de rechtbank nadere vragen heeft gesteld. Omdat de rechtbank van verweerder de nadere motivering alsnog heeft ontvangen, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand laten.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze na de nadere motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, met een waarde per punt van € 875 en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt verder dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.187,50;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
griffier rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.