ECLI:NL:RBDHA:2024:5553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
23/4042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van informatie over gevaccineerde en overleden Nederlanders in het kader van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024, in de zaak tussen Stichting [eiseres] en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, werd het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder om informatie openbaar te maken, beoordeeld. Eiseres had verzocht om een document met geanonimiseerde gegevens over personen die in Nederland zijn gevaccineerd tegen Covid-19 en die zijn overleden. Het verzoek was gedeeltelijk toegewezen, maar eiseres was ontevreden over de kwaliteit van de verstrekte data. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had toegelicht dat de gegevens niet in een andere toestand konden worden verstrekt en dat er geen verplichting was om een ander document te genereren. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond en het beroep tegen het ingetrokken besluit niet-ontvankelijk, met toekenning van proceskostenvergoeding aan eiseres. De rechtbank concludeerde dat de verstrekte dataset, hoewel niet volledig, voldoende inzicht bood in de gevraagde informatie en dat de negatieve waarden in de dataset correct waren geduid. De rechtbank benadrukte dat de overheid niet verplicht is om nieuwe documenten te genereren en dat de verzoeker moet aantonen dat aan het informatieverzoek kan worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2024 in de zaak tussen

Stichting [eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. V. Platteeuw, [naam 1] en [naam 2] ),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigden: mr. M.A.H. Gatzen en [naam 3] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op een verzoek om openbaarmaking van informatie.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 20 oktober 2022 gedeeltelijk toegewezen. Met het bestreden besluit van 2 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven. Hiertegen is beroep ingesteld.
1.2.
Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder het besluit van 2 mei 2023 ingetrokken en bij besluit van 14 februari 2024 opnieuw op het bezwaar beslist (“het vervangingsbesluit”).
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 23 maart 2022 een verzoek ingediend tot openbaarmaking van informatie over personen die in Nederland zijn gevaccineerd tegen Covid 19 en die zijn overleden (“de aanvraag”). Gevraagd is om een dataset waarin blijkt van het aantal dagen tussen vaccinatie en overlijden. Informatie over vaccinatiemomenten en sterfdata is te vinden in het vaccinatieregister en in de sterftecijfers die door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (“RIVM”) worden bijgehouden. In de aanvraag is een tabel afgebeeld die zichtbaar maakt in welk formaat de gegevens uit beide gegevensverzamelingen kunnen worden samengevoegd. Naast deze dataset is ook gevraagd om het document “Casus Landelijk”, een verzameling van door de GGD vastgelegde ziekenhuisopnamen.
3. Bij het besluit van 20 oktober 2022 is alleen Casus Landelijk openbaar gemaakt. Een dataset met informatie over vaccinatie- en overlijdensdata is niet verstrekt; verweerder heeft daarbij overwogen dat een dergelijke dataset zou moeten worden gegenereerd in een beveiligde digitale omgeving van het Centraal Bureau voor de Statistiek (“CBS”).
4. In het besluit van 2 mei 2023 heeft verweerder de motivering gecorrigeerd. Volgens verweerder kan de gevraagde dataset niet worden verstrekt, omdat het RIVM niet over de benodigde gegevenskoppeling beschikt. De dataset zou daarom nieuw moeten worden vervaardigd, wat gepaard zou gaan met meerdere verwerkingshandelingen.
5. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder het vervangingsbesluit genomen en het besluit van 2 mei 2023 ingetrokken. Volgens verweerder is na onderzoek vastgesteld dat alsnog een dataset kan worden verstrekt volgens de voorgestelde tabel uit de aanvraag. Verweerder heeft daarom alsnog een dataset verstrekt waarin vaccinatie- en sterfdata zijn gecombineerd.
De informatie is opgenomen in een tabel met tien kolommen. In de eerste kolom is een volgnummer vermeld, dat betrekking heeft op een geanonimiseerde persoon die is gevaccineerd en overleden. De tweede tot en met de zevende kolom, onder de noemer “delta_vax”, betreffen zes vaccinatieronden en bevatten een getal dat het aantal dagen weergeeft tussen vaccinatie en overlijden. Daarbij is uitgegaan van sterfdata die zijn voorgesteld op maandniveau. Het gegeven in de achtste kolom verwijst naar de week van overlijden. De negende kolom vermeldt het geslacht van de persoon. In de tiende kolom is de leeftijdsgroep aangegeven.
6. Bij schriftelijke reactie van 7 maart 2024 heeft eiseres aanvullende beroepsgronden tegen het vervangingsbesluit gericht.
Wat vindt eiseres in beroep?
7. De informatie in de dataset is volgens eiseres op een ontoelaatbare wijze weergegeven.
Door aggregatie van data op maandniveau heeft verweerder niet aan de aanvraag voldaan, omdat eiseres om een resolutie op dag- of weekniveau heeft verzocht.
De gekozen wijze van aggregatie leidt daarnaast tot verlies van belangrijke informatie, die inzicht kan geven in causale relaties tussen vaccinatie en overlijden en in het effect van behandelingen.
Verder is in de achtste kolom steeds alleen de eerste week weergegeven.
Bovendien is de methodologie niet consistent. De weergave van de sterfdata op de eerste dag van de maand leidt tot meerdere negatieve waarden in de kolom over de eerste vaccinatieronde; in de kolommen over de latere vaccinatierondes komt alleen de negatieve waarde -1 voor. Dit bevestigt dat de dataset inconsistent en onbetrouwbaar is.
De gegevens zijn dan ook op disproportionele en destructieve wijze geanonimiseerd en geven de onderliggende werkelijkheid niet weer. De transparantierichtlijnen van de Europese Unie zijn hiermee geschonden.
8. Verweerder heeft verder niet gemotiveerd waarom deze bewerking nodig zou zijn en waarom de gegevens niet op weekniveau zijn geaggregeerd. De Nederlandse overheid rapporteert over Covid-19 doorgaans op dag- of weekniveau; dit had hier dus ook mogelijk moeten zijn.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

9. Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking van informatie die inzicht biedt in het feitelijk aantal dagen tussen vaccinatie en overlijden. Bij het vervangingsbesluit is dit gegeven voor personen, die in de maand van vaccinatie zijn overleden, aangeduid met een negatief getal. Hiermee komt de informatieverstrekking niet geheel tegemoet aan het bezwaar. Daarmee maakt het vervangingsbesluit onderdeel uit van het beroep. [1]
Bij een beoordeling van het ingetrokken besluit heeft eiseres verder geen belang. De beoordeling van de rechtbank is dus gericht op het vervangingsbesluit.
10. De vraag ligt voor of de informatieverstrekking bij het vervangingsbesluit verenigbaar is met de eisen die voortvloeien uit de Wet open overheid. Daarbij dient te worden aangesloten bij de vaste rechtspraak die zich tijdens de gelding van de Wet openbaarheid van bestuur heeft ontwikkeld. Daaruit is op te maken, dat als onderzoek uitwijst dat niet volledig kan worden voldaan aan een verzoek om openbaarmaking, het bestuursorgaan dat geloofwaardig moet stellen. Het is dan aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat wel aan het informatieverzoek kan worden voldaan. Een bestuursorgaan is niet verplicht tot het genereren van nieuwe documenten. Onder omstandigheden kan wel van een bestuursorgaan worden verwacht dat het informatie achterhaalt waarover het zou moeten beschikken.
11. Hoewel de dataset niet volledig beantwoordt aan de aanvraag, heeft verweerder een document verstrekt met een inhoud die de aanvraag zo veel mogelijk benadert. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende geloofwaardig heeft toegelicht, dat hij niet met een eenvoudige handeling aan een dataset zou kunnen komen met data op een preciezer resolutieniveau. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd, dat de gegevens in de dataset afkomstig zijn uit BI-CIMS. [2] De gegevens in BI-CIMS zijn van het CBS verkregen. Bij de invoering van de gegevens in BI-CIMS zijn de sterfdata zo bewerkt, dat ze worden weergegeven op maandniveau. Daarbij is de sterfdatum op de eerste dag van de maand bepaald. Deze bewerking heeft dus niet bij beoordeling van de aanvraag of het bezwaar plaatsgevonden; de gegevens in de dataset zijn rechtstreeks en onbewerkt uit BI-CIMS overgenomen. Er zijn geen concrete aanwijzingen die afdoen aan de geloofwaardigheid van deze toelichting.
12. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de gevraagde gegevens, met een eenvoudige handeling, op een preciezer resolutieniveau openbaar kan maken.
Dat de overheid bij andere gelegenheden sterftecijfers heeft gepresenteerd op een ander resolutieniveau, impliceert niet dat verweerder hier in dit geval toe verplicht is.
13. De rechtbank ziet geen verplichting voor verweerder om informatie zo te verwerken, dat gecombineerde sterfte- en vaccinatiegegevens met een eenvoudige handeling kunnen worden weergegeven op het door eiseres gewenste resolutieniveau. Evenmin is er een verplichting deze data zo te verwerken, dat met een eenvoudige handeling inzicht kan worden gekregen in een causale relatie met een vermoede doodsoorzaak. Voor de stelling dat de dataset de werkelijkheid niet weergeeft is onvoldoende steun. Evenmin kan worden gezegd dat de dataset zo onbruikbaar, onbetrouwbaar of anderszins van onvoldoende kwaliteit is, dat er strijd is met artikel 2.4 van de Woo dan wel de EU-Richtlijn 2019/1024. De dataset geeft inzicht in de maand waarin de betreffende gevaccineerde persoon is overleden. Er is ook geen aanleiding is om te betwijfelen dat de sterftemaanden in de dataset correct zijn weergegeven.
14. Wel begrijpt de rechtbank dat de wijze waarop negatieve waarden in de dataset zijn weergegeven, vragen bij eiseres oproept. In de derde tot en met de zevende kolom komen veel waarden voor met het negatieve getal -1. In de tweede kolom komen uiteenlopende negatieve waarden voor. In enkele gevallen komen in de tweede kolom zelfs negatieve waarden voor die nog verder reiken dan -30. Verder verwijzen de sterftecijfers in de achtste kolom steeds naar de eerste week van de betreffende maand en nooit naar de latere weken van de maand. Over deze punten heeft verweerder duidelijkheid verschaft.
Verweerder heeft in het vervangingsbesluit toegelicht dat de -1 waarden tot uitdrukking brengen, dat de overledene niet in de betreffende vaccinatieronde is gevaccineerd.
In een email aan eiseres heeft verweerder daarnaast verklaard, dat de uiteenlopende negatieve waarden van -1 tot -30 geen foute registraties zijn, maar een gevolg van de verwerkingswijze in BI-CIMS, waarbij de begindatum van de maand als sterfdatum is aangeduid. [3] Hieruit kan in elk geval worden afgeleid dat de betreffende persoon is overleden in de maand waarin hij is gevaccineerd.
In dezelfde email heeft verweerder aangegeven, dat de negatieve waarden die verder reiken dan -30, voortkomen uit kennelijke fouten bij de oorspronkelijke gegevensverwerking door de GGD. De rechtbank merkt op, dat verweerder daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt. [4]
Eveneens is in de genoemde email uitgelegd dat de voorstelling op maandniveau ertoe leidt, dat in de achtste kolom steeds de eerste week van de maand is vermeld.
Ter zitting heeft verweerder het voorgaande nog eens herhaald.
Met deze toelichting heeft verweerder voldoende uitgelegd hoe deze negatieve waarden moeten worden geduid.
15. Eiseres suggereert verder dat de dataset inconsistent en onbetrouwbaar is, omdat in de kolommen 3 en 4 alleen de negatieve waarde -1 voorkomt, terwijl in de tweede kolom uiteenlopende negatieve waarden voorkomen. Daarin volgt de rechtbank haar niet. Tussen de kolommen bestaat op dat punt inderdaad een opvallend verschil. Dat rechtvaardigt evenwel nog niet de conclusie dat er zoveel schort aan de kwaliteit, betrouwbaarheid of volledigheid van de dataset, dat de informatieverstrekking in strijd komt met de Woo of met EU-Richtlijn 2019/1024.
16. Gezien het voorgaande heeft verweerder het vervangingsbesluit voldoende gemotiveerd. De bij de verwerking in BI-CIMS gevolgde werkwijze hoefde niet te worden verantwoord; dat valt buiten de reikwijdte van de aanvraag. Verweerder hoefde dus niet in te gaan op het bestaan van een noodzaak om het resolutieniveau van sterftecijfers te wijzigen.

Conclusie en gevolgen

17. De rechtbank verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond.
18. Het beroep tegen het ingetrokken besluit is niet-ontvankelijk wegens een gebrek aan procesbelang. Het staat niet ter discussie dat het ingetrokken besluit rechtens onjuist was. Eiseres heeft dus proceskosten moeten maken doordat verweerder aanvankelijk niet heeft gedaan wat hij had behoren te doen. Daarom is er reden aan eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen. Deze proceskostenvergoeding bedraagt € 1.750,- [5] . Ook moet verweerder het griffierecht van € 365,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
(-) verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond;
(-) verklaart het beroep tegen het ingetrokken besluit niet-ontvankelijk;
(-) bepaalt dat verweerder een proceskostenvergoeding van € 1.750,- aan eiseres betaalt;
(-) bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:19 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.De datawarehouse van het Covid-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem van het RIVM.
3.Als een persoon in de maand van vaccinatie is overleden, komt dat tot uitdrukking in een negatief getal. In de tweede kolom komen uiteenlopende negatieve waarden voor; bijvoorbeeld
4.Artikel 2.4 lid 4 van de Woo.
5.Voor het indienen van het beroepschrift wordt een punt toegekend. Daarnaast wordt een punt toegekend voor de zitting. Het gewicht van de zaak is gemiddeld en het tarief per punt is € 875,-.