ECLI:NL:RBDHA:2024:554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
21 januari 2024
Zaaknummer
C/09/659223 / FA RK 24-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met psychogeriatrische aandoening

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 januari 2024, wordt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend aan een cliënt, geboren in 1955, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot deze machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 2 januari 2024, naar aanleiding van zorgen over de geestelijke gezondheid van de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, als gevolg van het gedrag van de cliënt in de thuissituatie. De cliënt vertoonde suïcidale uitingen en was gedesoriënteerd, wat leidde tot een onhoudbare situatie voor zowel de cliënt als zijn zoon.

Tijdens de zitting op 5 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de zoon van de cliënt en zorgprofessionals. De advocaat van de cliënt heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, met als argument dat de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de psychiater, die de cliënt via beeldbellen heeft beoordeeld vanwege een COVID-19 infectie, voldoende informatie heeft verkregen om een oordeel te vellen. De rechtbank benadrukt dat het afwijzen van het verzoek zou leiden tot onnodige vertraging en dat de cliënt 24-uurs zorg en toezicht nodig heeft, die niet in de thuissituatie kan worden geboden.

De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 16 februari 2024. Deze beslissing is genomen in het belang van de cliënt, om ernstig nadeel te voorkomen en de noodzakelijke zorg te waarborgen. De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/659223 / FA RK 24-16
Datum beschikking: 5 januari 2024

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 2 januari 2024 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [instelling] , afdeling [afdeling] te Den Haag,
advocaat: mr. A.R. Oosthout te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente ‘s-Gravenhage van 28 december 2023 tot inbewaringstelling;
- de op 28 december 2023 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, A.T. Spuijbroek, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 januari 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de zoon van cliënt;
- de specialist ouderengeneeskunde, Y. Suk;
- de verpleegkundige, Sandra;
- de eerst verantwoordelijk verzorgende, F. el Kabi.

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het leuk en gezellig vindt in de accommodatie, maar dat hij op een gegeven moment wel weer terug naar huis wil. In de thuissituatie kreeg cliënt altijd veel hulp van de buren.
De specialist ouderengeneeskunde heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt vorige week suïcidale uitingen heeft gedaan door aan te geven dat hij van het balkon zou springen. Naar aanleiding daarvan is cliënt op een gesloten afdeling op de begane grond geplaatst. Cliënt doet het goed op de structuur en activering die hem worden geboden in de accommodatie en sinds de overplaatsing naar een andere afdeling gaat het goed met hem. Hoewel cliënt op dit moment geen suïcidale uitingen doet, kan dit over een aantal dagen anders zijn. In een gesprek lukt het cliënt niet om een samenhangend verhaal te vertellen, maar gaat hij van de hak op de tak. Cliënt vraagt meerdere keren wanneer hij weer naar huis toe mag. De komende periode is noodzakelijk om de situatie van cliënt te laten stabiliseren.
De zoon van cliënt heeft ter zitting toegelicht dat hij zich zorgen maakt om zijn vader. In de thuissituatie belde hij zijn zoon wel tachtig keer per week. Daarnaast belde cliënt in de thuissituatie vaak de hulpdiensten. Het is fijn dat cliënt in de accommodatie sociale contacten heeft met medebewoners, omdat zijn vader dit in de thuissituatie niet had. Daarnaast is de structuur die in de accommodatie wordt geboden goed voor hem. De zoon hoopt dat er de komende periode een plek dichtbij zijn huis kan worden gevonden voor zijn vader. De zoon vraagt zich wel af of een gesloten afdeling nodig is.
De advocaat heeft verzocht om afwijzing van het verzoek. Er kan niet worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, omdat er een gebrek is aan de medische verklaring. De psychater die de medische verklaring heeft opgesteld had cliënt fysiek moeten onderzoeken en spreken en niet via een videoverbinding. De psychiater heeft daarbij geen toestemming gevraagd aan cliënt om de beoordeling voor de medische verklaring via beeldbellen te doen. Daarbij komt dat de bevestiging van het toestandsbeeld van cliënt door twee artsen van de crisisdienst niet leidt tot het vormen van een onafhankelijk oordeel door de psychiater. Subsidiair heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
In de thuissituatie was het dag- en nachtritme van cliënt omgedraaid. Cliënt dwaalde ’s-nachts door de gangen van de flat waar hij woonde en maakte de buren wakker door op hun deur te kloppen. Cliënt is gedesoriënteerd in plaats, tijd en datum. Tijdens een gesprek is cliënt incoherent en niet goed te volgen in zijn verhaal, waardoor de communicatie met cliënt moeizaam verloopt. Cliënt belde in de thuissituatie regelmatig de hulpdiensten. Daarnaast belde cliënt ongeveer tachtig keer per week zijn zoon en moest hij bijna dagelijks naar cliënt toe komen om zorg te leveren, waardoor de zoon van cliënt overbelast dreigde te raken. Cliënt laat de thuiszorg slechts beperkt toe en stelt zich regelmatig boos en dreigend op richting de thuiszorg. Tevens doet cliënt suïcidale uitspraken, waardoor hij op een andere afdeling is geplaatst om zijn veiligheid te waarborgen. Gelet op het bovenstaande heeft cliënt 24-uurs zorg en toezicht nodig. Deze intensieve vorm van zorg kan hem niet worden geboden in de thuissituatie.
Ingevolge artikel 30 lid 1 Wzd gelast de burgemeester een inbewaringstelling pas nadat een ter zake deskundig arts een verklaring heeft verstrekt. De arts onderzoekt zo mogelijk cliënt voorafgaand aan de afgifte van de verklaring (artikel 30 lid 4 Wzd).
Uit het verzoek van het CIZ en de medische verklaring volgt dat de onafhankelijke psychiater tijdens zijn onderzoek cliënt niet fysiek heeft gezien, omdat de psychiater op dat moment kampte met een actieve COVID-19 infectie en daarbij passende klachten had. Om de fysieke gezondheid van cliënt te beschermen en te voorkomen dat hij mogelijk een COVID-19 besmetting oploopt, heeft de psychiater ervoor gekozen het gesprek met cliënt in het kader van de medische verklaring via beeldbellen te doen. Volgens de psychiater leverde het gesprek via beeldbellen voldoende informatie op om cliënt goed te kunnen beoordelen. Tijdens het gesprek via beeldbellen heeft de psychiater duidelijk kunnen vaststellen dat cliënt incoherent in gesprek is. Daarnaast heeft de psychiater ook de zoon van cliënt gesproken en die heeft de informatie en de symptomen van cliënt bevestigd. Daarbij komt dat cliënt op de dag dat het gesprek met de psychiater via beeldbellen heeft plaatsgevonden, ook is gezien door twee artsen van de crisisdienst. Deze twee artsen hebben cliënt diezelfde dag fysiek gezien en konden het toestandsbeeld bevestigen dat de psychiater van cliënt heeft gevormd tijdens het gesprek via beeldbellen.
De rechtbank sluit zich aan bij het CIZ dat het in deze situatie onverantwoord was om het onderzoek door de psychiater in directe en fysieke aanwezigheid van cliënt te laten plaatsvinden. COVID-19 is een zeer besmettelijke ziekte die levensgevaarlijk kan zijn bij oudere en kwetsbare mensen. Gezien zijn leeftijd en chronische longziekte COPD valt cliënt onder de categorie mensen waarvoor een COVID-19 besmetting ernstige gevolgen kan hebben. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval het redelijkerwijs niet mogelijk was dat de desbetreffende psychiater cliënt fysiek beoordeelde. In de huidige omstandigheden heeft de psychiater getracht op een zo goed mogelijke manier inzicht te krijgen in de actuele gezondheidstoestand van cliënt en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. Daarbij komt dat het uitvoeren van een nieuw onderzoek in fysieke aanwezigheid van cliënt naar verwachting niet tot een andere conclusie zal leiden, aangezien zowel de zoon als de specialist ouderengeneeskunde het toestandsbeeld van cliënt ter zitting hebben bevestigd. Het afwijzen van het verzoek zou daarmee tot onnodige vertraging leiden en ervoor zorgen dat cliënt weer uit zijn dagelijkse ritme en structuur moet worden gehaald. Temeer nu duidelijk is dat cliënt gezien zijn toestandsbeeld 24-uurs zorg en toezicht nodig heeft die niet in de thuissituatie kan worden geboden, maar waarvoor een verblijf in een accommodatie noodzakelijk is.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie. Cliënt geeft aan niet in de accommodatie te willen blijven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:

[cliënt] ,

geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 februari 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op18 januari 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.