ECLI:NL:RBDHA:2024:5537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
C/09/662625 / JE RK 24-417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 3 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, met als doel om samen met de opvoeders en de minderjarige te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een veilige en passende omgeving waarin zij een opleiding kan volgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige kwetsbaar is en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling, vooral met betrekking tot haar schoolgang. De Raad verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder zonder gezag, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De minderjarige verblijft momenteel deels bij haar moeder en deels bij haar oma en opa moederszijde, en er zijn goede afspraken tussen de opvoeders. De kinderrechter oordeelde dat een machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig is, omdat de minderjarige niet structureel meer bij de moeder verblijft zonder gezag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662625 / JE RK 24-417
Datum uitspraak: 3 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. B.S. van Haeften te Den Haag,
[de oma] ,hierna te noemen de oma moederszijde,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I. van Gorkum.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen de GI,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
[de opa],
hierna te noemen de opa moederszijde.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2024;
- het verweerschrift van de oma moederszijde van 22 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma moederszijde met haar advocaat;
- [naam 1] , een vertegenwoordiger van de Raad;
  • [naam 2] , een vertegenwoordiger van de GI;
  • de vader met zijn begeleider van Exodus, [naam 3] ;
- de opa moederszijde.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 19 april 2023 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de oma moederszijde.
2.2.
[minderjarige] verblijft zowel de oma en opa moederszijde als bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag voor zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat zorgelijk gedrag vertoont waardoor de zorgen omtrent haar veiligheid toenemen. [minderjarige] gaat niet meer naar school en er zijn zorgen op het gebied van alcohol- en drugsgebruik, emotieregulatie en seksuele ontwikkeling. [minderjarige] kan ook agressief en zelfbepalend gedrag vertonen. [minderjarige] verblijft deels bij de oma en opa moederszijde en deels bij de moeder. Er is weinig zicht op de opvoedomgeving bij de moeder en er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder, mede door signalen dat de moeder het alcohol- en drugsgebruik goedkeurt. [minderjarige] heeft al veel behandeltrajecten doorlopen en er is sprake van een hardnekkig patroon waarbij [minderjarige] en de opvoeders de hulpverlening in eerste instantie aangaan, maar deze daarna ook weer snel beëindigen. Een ondertoezichtstelling is nodig om zicht te krijgen op de opvoedomgeving bij de moeder en de schoolgang van [minderjarige] weer op te starten en te voorkomen dat dit opnieuw een faalervaring zal worden voor [minderjarige] . Ook moet gekeken worden of [minderjarige] hulpverlening nodig heeft om de dingen die zij heeft meegemaakt goed te kunnen verwerken en haar weerbaarder te maken. Een machtiging tot uithuisplaatsing is nodig om het verblijf bij de moeder te formaliseren nu de moeder geen gezag heeft en de voogdij bij de oma moederszijde ligt.

4.De standpunten

4.1.
De GI onderschrijft het verzoek van de Raad. Er is veel wantrouwen bij de opvoeders van [minderjarige] tegenover de hulpverlening. De insteek is dat de jeugdbeschermer samenwerkt met de opvoeders en er gezamenlijk een gezinsplan wordt gemaakt en wordt gekeken naar wat [minderjarige] nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. De inzet van hulpverlening gaat in goed overleg en samenwerking met de opvoeders en [minderjarige] . De jeugdbeschermer kan ook een rol hebben in het onderzoeken van de mogelijkheden voor een passende school of opleiding voor [minderjarige] , maar kan niet zelf bepalen naar welke school [minderjarige] uiteindelijk zal gaan.
4.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. [minderjarige] is sinds september 2023 deels bij de moeder, het verschilt wekelijks of [minderjarige] meer bij de moeder of bij de oma en opa moederszijde is. De moeder en de oma en opa moederszijde werken daarin goed samen. De moeder herkent de meeste zorgen van de Raad niet. De moeder is altijd nauw betrokken geweest bij de opvoeding van [minderjarige] en [minderjarige] verbleef in de vakanties en weekenden al bij de moeder. De moeder heeft ook de zorg over het halfbroertje van [minderjarige] en beschikt over voldoende opvoedvaardigheden. De moeder heeft duidelijke regels en [minderjarige] heeft bepaalde taken in huis, maar die horen ook bij haar leeftijd. [minderjarige] heeft geen foute vrienden meer. Er is goed zicht op met wie ze omgaat en de moeder weet ook waar [minderjarige] is als ze niet thuis is. Het gaat goed met [minderjarige] en het enige zorgpunt op dit moment is haar schoolgang, maar daar zijn alle partijen bij betrokken en hard mee bezig. Een ondertoezichtstelling zal daarom geen meerwaarde hebben. De gecertificeerde instelling geeft bovendien aan dat de jeugdbeschermer naast de opvoeders zal staan, maar als er sprake is van een visieverschil zullen zij wel hun visie doordrukken als er een keuze gemaakt moet worden. De moeder heeft daar negatieve ervaringen mee en heeft daarom geen vertrouwen in een ondertoezichtstelling. De moeder verzoekt daarom om het verzoek af te wijzen.
4.3.
Door en namens de oma en opa moederszijde is verweer gevoerd. Het gaat goed met [minderjarige] en ze zit beter in haar vel. [minderjarige] heeft stabiele opvoeders in haar leven, maar ze krijgt het gevoel dat er telkens aan haar getrokken wordt door de verschillende instanties en dat ze onder een vergrootglas ligt. In het rapport van de Raad worden veel zorgen geuit en negatieve dingen over [minderjarige] gezegd die niet kloppen. [minderjarige] zorgt niet voor overlast en wordt niet op een negatieve manier beïnvloed door haar vrienden. Zij spreekt met haar vrienden af in de woning van opa en oma en die houden goed toezicht. Het zijn aardige vrienden. De oma en opa moederszijde hebben ook geen zorgen over het verblijf van [minderjarige] bij de moeder.
De enige zorg op dit moment is dat [minderjarige] niet meer naar school gaat. Dit komt vooral doordat [minderjarige] meerdere malen gepest en bedreigd is, waardoor het voor haar niet veilig is om weer terug te gaan naar haar oude school. Er is nog geen passende nieuwe school gevonden, maar daar zijn ze mee bezig. Op dit moment werkt [minderjarige] in een snackbar, wat wel een positieve ervaring voor haar is. In het verleden is door hulpverleners niet geluisterd naar de visie van de opvoeders en [minderjarige] , waardoor zij naar een school moest waar zij niet achter stonden en dat is niet goed gegaan. Oma en opa hadden zelf wel een passende, kleinschalige school gevonden, maar hun keuze werd gepasseerd. Op die school was hun verwachting dat er geen pestgedrag getolereerd zou worden en [minderjarige] zich veilig zou voelen. Hierdoor is het lastig voor de opvoeders om ne weer vertrouwen te hebben in een jeugdbeschermer die een koers zal uitzetten waarvan het niet zeker is of de opvoeders en [minderjarige] daar ook achter staan. Een machtiging uithuisplaatsing is niet nodig, omdat [minderjarige] bij de oma en opa moederszijde woont en zij goed met de moeder overleggen wanneer [minderjarige] bij moeder verblijft. Dat is altijd goed gegaan. De oma moederszijde verzoekt daarom het verzoek af te wijzen.
4.4.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] zelf kan aangeven of zij de vader wil zien of niet. De vader staat niet achter een ondertoezichtstelling. Ook hij heeft geen vertrouwen in hulpverleners.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn als volgt. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een belast verleden waarbij de huidige zorgen in haar ontwikkeling op dit moment gelegen zijn in de vele faalervaringen ten aanzien van haar schoolgang. [minderjarige] is meerdere malen gepest en zelfs bedreigd op school, waardoor zij vaak van school is gewisseld en momenteel helemaal niet meer naar school gaat.
Het is positief dat het verder goed lijkt te gaan met [minderjarige] en ze wel dagbesteding heeft in de vorm van een baan voor 20 uur per week, maar het is zorgelijk dat er helemaal geen perspectief is voor een passende school of opleiding. [minderjarige] is pas veertien jaar en deze stagnatie in haar schoolgang is schadelijk voor haar ontwikkeling.
De opvoeders van [minderjarige] zijn nauw betrokken en willen het beste voor [minderjarige] , maar de situatie is complex en het vrijwillig kader is helaas niet in staat om de schoolgang weer op te kunnen starten. [minderjarige] is van plan om tot haar 16e jaar te werken en pas dan mogelijk haar opleiding of school te hervatten. Het risico dat dit niet gebeurt of dat de achterstand voor [minderjarige] om te overbruggen dan erg groot is, is echter aanwezig en moet, indien mogelijk, voorkomen worden.
De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk met primair als doel om samen met [minderjarige] en opvoeders te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om voor [minderjarige] een passende en veilige omgeving te vinden waarin ze een opleiding kan volgen.
De jeugdbeschermer kan de opvoeders van [minderjarige] en [minderjarige] zelf daarin begeleiden en het is van belang dat dit in goede samenwerking met elkaar gebeurt.
Verder kan desgewenst met [minderjarige] samen gekeken worden of zij nog baat kan hebben bij hulpverlening, om te voorkomen dat zij nu of in de toekomst last blijft houden van het pestgedrag, waaronder zij geleden heeft.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.4.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] bij de oma en opa moederszijde woont en deels bij de moeder zonder gezag verblijft. Het kan per week wisselen of [minderjarige] meer bij de oma en opa moederszijde is of bij de moeder en het lukt de opvoeders om daar goede afspraken onderling over te maken. Nu niet is gebleken dat [minderjarige] structureel meer bij de moeder zonder gezag verblijft acht de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing daarom niet nodig.
5.5.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder zonder gezag afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 27 maart 2024 tot 27 maart 2025;
6.2.
wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing af;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.