Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 14 maart 2024, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De eiser voerde aan dat een overdracht aan België zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, vanwege een tekort aan opvangplekken voor niet-kwetsbare asielzoekers in België. De rechtbank overwoog dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat, ondanks tekortkomingen in de Belgische opvangsituatie, het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank concludeerde dat de enkele schending van opvangverplichtingen niet voldoende was om te oordelen dat België niet langer aan zijn verplichtingen kon voldoen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen, en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank wees erop dat indien de eiser na overdracht problemen ondervindt, hij daarover in België kan klagen bij de relevante autoriteiten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.