Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam 1] en [naam 2] , verzoekers,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.4658 en NL24.4652, waarbij de voorzieningenrechter, mr. K.M. de Jager, de verzoeken om een voorlopige voorziening heeft afgewezen. De zaak betreft Russische asielzoekers die hun asielaanvragen hebben ingediend, maar waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft besloten deze aanvragen niet in behandeling te nemen. Dit besluit is genomen op basis van de verantwoordelijkheid van Estland voor de behandeling van de asielaanvragen, zoals vastgesteld in de Dublin-verordening.
De verzoekers hebben tegen de besluiten van 7 februari 2024 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met de zaaknummers NL24.4657 en NL24.4651, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om af te wijken van de eerdere beslissing.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak illustreert de toepassing van het Dublin-systeem en de verantwoordelijkheden van lidstaten in asielprocedures.