ECLI:NL:RBDHA:2024:5530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
NL24.4657 en NL24.4651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Russische asielzoekers en de verantwoordelijkheid van Estland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Russische asielzoekers, die in beroep gingen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Estland verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers, een moeder en haar meerderjarige zoon, stelden dat zij in Estland niet adequaat beschermd zouden worden en dat er systeemfouten in de asielprocedure waren. Ze voerden aan dat de Estse autoriteiten hen zouden uitzetten naar Rusland, waar zij vrezen voor de dienstplicht en de oorlog in Oekraïne.

De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2024 behandeld, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat het aan de eisers was om aan te tonen dat Estland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat de eisers hierin niet geslaagd waren. Het expliciete claimakkoord tussen Nederland en Estland garandeert dat de asielaanvragen inhoudelijk behandeld worden, en de eisers moeten in Estland klagen als zij menen dat hun rechten geschonden worden.

De rechtbank oordeelde verder dat niet elk restrictief beleid van een lidstaat een tekortkoming in de asielprocedure vormt. De eisers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat er een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Estland. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4657 en NL24.4651
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiseres,

en haar (meerderjarige) zoon
[naam 2], eiser,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluiten van 7 februari 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Estland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk was aanwezig E.G. Reimink. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] en de Russische nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Estland een verzoek om terugname gedaan. Estland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eisers stellen dat zij blijkens het claimakkoord zijn uitgeprocedeerd in Estland. Door het claimverzoek te accepteren geven de Estse autoriteiten aan dat zij zich verantwoordelijk achten voor de uitzetting van eisers naar Rusland, dus herhaalde asielaanvragen zullen geen kans van slagen hebben. Verder kan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan gelet op het verschil in beschermingsbeleid. In Estland krijgen asielzoekers van Russische nationaliteit geen objectieve beoordeling van hun asielaanvraag. Eisers wijzen ter onderbouwing op een artikel van NOS nieuws van
24 september 2022, waarin wordt gemeld dat de Baltische staten Russische mannen geen asiel laten aanvragen en geen bescherming zullen verlenen. Daarom is sprake van systeemfouten in de asielprocedure in Estland. Bij overdracht naar Estland riskeren zij uitzetting naar Rusland. In het geval van eiser vreest hij daarbij voor de dienstplicht in Rusland; hij wil niet vechten tegen en in Oekraïne.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Estland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Uitgangspunt is dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Estland zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval niet zo is. Eisers zijn hierin niet geslaagd.
5. Met het expliciete claimakkoord garandeert Estland dat zij de asielaanvragen van eisers inhoudelijk zal behandelen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Indien eisers van mening zijn dat de Estse autoriteiten hierbij zijn verplichtingen niet nakomt, ligt het op hun weg om daarover in Estland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hen niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken.
6. De rechtbank stelt verder voorop dat, voor zover eisers gevolgd moeten worden in hun standpunt dat sprake is van een verschillend beschermingsbeleid ten aanzien van Russische asielzoekers, niet ieder restrictiever beleid een tekortkoming in de asielprocedure vormt. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit beschermingsbeleid evident en fundamenteel verschilt met het Nederlandse beleid. Dit verschil moet erin zijn gelegen dat op voorhand duidelijk is dat de vreemdeling zonder een inhoudelijke beoordeling geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel zou krijgen. Ook moeten aanknopingspunten worden geleverd dat de rechter de vreemdeling niet zal beschermen tegen refoulement. Alleen dan kan de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid worden bereikt. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Estland. Het enkel overleggen van het artikel van de NOS is daartoe onvoldoende.
7. Aangezien eisers ook verder niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een systeemfout als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening in de asielprocedure in Estland, is het niet aan de rechtbank om in het kader van een Dublinoverdracht het risico op refoulement in de ontvangende lidstaat verder te onderzoeken. [3] Dit maakt ook dat hetgeen eiser aanvoert over de dienstplicht en de Russische oorlog tegen Oekraïne niet kan slagen.
8. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers dan ook terecht niet in behandeling genomen. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.