6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De moord op [naam]
De verdachte heeft volgens zijn vooropgezette plan [naam] met een mes doodgestoken. Daarmee heeft hij [naam] het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Moord behoort daarom tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaren vastgesteld. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit delict geen landelijke oriëntatiepunten. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat iedere zaak uniek is en het slechts tot op zekere hoogte mogelijk is om te vergelijken met andere zaken, blijkt uit een analyse van recente rechterlijke uitspraken dat doorgaans voor een enkelvoudige moord een gevangenisstraf wordt opgelegd tussen de 18 en 22 jaren.
Wat het feit zelf betreft geldt dat de koelbloedigheid en de gruwelijkheid waarmee de verdachte [naam] , een voor hem willekeurige slachtoffer, heeft neergestoken, als uitermate schokkend moeten worden aangemerkt. Het slachtoffer was in Albert Heijn nietsvermoedend aan het werk, werd daar op klaarlichte dag, onder toeziend oog van haar collega’s en winkelend publiek, op meedogenloze wijze neergestoken en heeft op geen enkele wijze aan haar vreselijke lot kunnen ontkomen. Toegesnelde getuigen en verbalisanten hebben [naam] geprobeerd te redden, waarbij voor hen vrijwel direct duidelijk werd dat [naam] geen enkele kans op overleven had. Deze moord heeft veel personen angst en een onveilig gevoel bezorgd en draagt ook bij aan het groeiende gevoel van onveiligheid binnen onze huidige maatschappij.
De verdachte heeft de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan, zoals de moeder en de echtgenoot van het overleden slachtoffer in hun slachtofferverklaringen hebben verwoord. Zij zijn boos, angstig en verdrietig en moeten hun dochter en echtgenote missen. Dat verlies doet hen immens pijn en hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn. De echtgenoot van het overleden slachtoffer heeft treffend verwoord dat zijn hele toekomst met zijn vrouw hem is ontnomen door toedoen van de verdachte.
Op een zo schokkende moord als hier aan de orde kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig, zowel in Nederland als in het buitenland, veroordeeld is geweest voor (ernstige) geweldsdelicten.
Zoals reeds hierboven overwogen neemt de rechtbank de conclusies van de rapporteurs van het PBC over en acht zij de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde feit. Dit heeft een aanzienlijke strafmatigende werking op de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de rol van de media. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig en schokkend feit, waardoor de maatschappij in rep en roer is geraakt. Uitgebreide media-aandacht, zeker in het huidige tijdsgewricht, is dan ook onvermijdelijk en vormt op zichzelf geen grond voor strafvermindering. Voor zover media de verdachte op onbehoorlijke wijze hebben benaderd, is dat een kwestie tussen de verdachte en de journalistiek.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
tien jarenpassend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Overwegingen omtrent de op te leggen maatregel
In voornoemd rapport van het PBC concluderen de deskundigen dat - ingeval geen interventies plaatsvinden - het recidiverisico van aan het ten laste gelegde gelijkwaardige agressie als hoog wordt beoordeeld.
De verdachte is zeer ernstig ziek en behoeft intensieve psychiatrische behandeling binnen een gestructureerd, hoog beveiligd kader. Vanwege zijn gebrek aan ziektebesef en -inzicht is hij sterk gericht op het discontinueren van zijn antipsychotische medicatie en verder heeft hij paranoïde waandenken jegens psychiaters en allen die betrokken zijn bij toediening van antipsychotische (dwang)medicatie. Zonder deze antipsychotische medicatie zal het psychotisch toestandsbeeld van de verdachte zich nog meer verdiepen en intenser worden. Wanneer hij medicamenteus onbehandeld blijft, is het risico groot dat zijn psychiatrisch toestandsbeeld deterioreert en hij in sociaalmaatschappelijke zin nog meer zal invalideren dan al plaatsvond in de aanloop naar het ten laste gelegde delict. Bezien vanuit zowel een zorgoogpunt als een forensisch-gedragskundige optiek is een gedwongen behandelingskader daarom aangewezen. De verdachte is eerder in Nederland en in Engeland gedwongen behandeld geweest maar hij heeft zich aan deze behandelingen onttrokken. Op Curaçao is aan de verdachte reeds een tbs-maatregel opgelegd, echter werd de verdachte zo gevaarlijk geacht dat de psychiatrische instelling op Curaçao hem niet meer in de kliniek wilde toelaten waardoor deze behandeling vroegtijdig is geëindigd. Het geheel overziend concluderen de deskundigen dat een hoog beveiligd forensisch behandelingskader noodzakelijk is. Daarom adviseren de deskundigen om aan de verdachte de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen. Binnen dit kader kan de ernstige psychotische stoornis van de verdachte worden behandeld middels antipsychotische (en mogelijk ook stemmingsstabiliserende) medicatie, structuur, psycho-educatie, alsmede veiligheid en voorspelbaarheid. Verder is noodzakelijk een delictscenario en een signaleringsplan voor agressie op te stellen en te komen tot een risicomanagement betreffende uitingen van agressie.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 29 februari 2024. Ook de rapporteur van de reclassering acht het recidiverisico hoog, gezien het justitieel verleden van de verdachte en zijn psychiatrische stoornis die maakt dat
verdachte een (medicamenteuze) behandeling in een streng beveiligde klinische setting nodig heeft om de kans op recidive te verkleinen. De rapporteur van de reclassering heeft zich aangesloten bij het advies van de deskundigen van het PBC.
De rechtbank neemt de conclusies uit het rapport van het PBC en van de reclassering over, maakt die tot de hare en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling, zoals door de gedragsdeskundigen beschreven, noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat het begane feit zeer ernstig is, dat het recidiverisico hoog is en dat de complexe problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling vereist.
De rechtbank zal dan ook de maatregel tbs met dwangverpleging opleggen. Daarbij overweegt zij dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven kan gaan.
Ten slotte oordeelt de rechtbank dat, nu uit de rapportage van de deskundigen volgt dat het recidiverisico hoog is en een langdurige behandeling noodzakelijk is, er rekening mee dient te worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging (nog) niet tot een aanvaardbaar risico is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande alsmede op de ernst van de stoornis van de verdachte, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank dan ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Hierdoor kan de rechtbank, nadat de tbs-maatregel is beëindigd – indien aangewezen – op vordering van de officier van justitie en na beoordeling van de op dat moment actuele situatie, de tenuitvoerlegging van de GVM bevelen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan nu de verdachte ter beschikking zal worden gesteld als bedoel in de artikel 37a en 37b Sr.