ECLI:NL:RBDHA:2024:5522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
09/244954-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, afpersing in vereniging en diefstal in vereniging met een valse sleutel. Tijdens de overval drongen drie mannen de woning binnen, bedreigden de bewoners met wapens en dwongen hen om geld en pinpassen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de overval en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische problemen en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die een traumatische ervaring hebben ondergaan. De verdachte is vrijgesproken van een vierde feit, namelijk het medeplegen van dwang ten opzichte van een derde persoon, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij hierbij betrokken was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/244954-23
Datum uitspraak: 18 april 2024
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag 1] 2005 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] ’ [woonplaats] ,
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in Forensisch Centrum [naam centrum] in [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 9 januari 2024 (pro forma) en 4 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is mr. M. Bouman te Delft. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 1] ;
Feit 2: afpersing in vereniging, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 2] ;
Feit 3: diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 2] ;
Feit 4: medeplegen van dwang ten opzichte van [naam 3] , gepleegd in de periode van 2 tot en met 6 september 2023 in ’s-Gravenhage.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 23 september 2023 heeft in Den Haag een gewelddadige woningoverval plaatsgevonden. De aangevers [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en zijn vriendin [naam 1] (hierna: [naam 1] ) verklaarden bij de politie dat die avond drie mannen via het balkon de woning van [naam 1] waren binnengedrongen. De drie mannen hadden onder andere tasers bij zich en waren op zoek naar geld en naar de zoon van [naam 1] . Uiteindelijk wisten de drie mannen de pinpas en pincode van [naam 2] en de pinpas van [naam 1] te bemachtigen. Na de overval zag [naam 2] dat er geld van zijn rekening was gepind. Volgens de zoon van [naam 1] zou hij voorafgaand aan de overval zijn gedwongen geld over te maken aan de verdachte en aan de medeverdachte Fränkel. De zoon van [naam 1] zou ongeveer € 2.500,- hebben overgemaakt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de woningoverval en bij het pinnen met de gestolen pinpas van [naam 2] . Ook moet de rechtbank beoordelen of de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dwang ten opzichte van de zoon van [naam 1] (hierna: [naam 3] ).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen feiten 1, 2 en 3
De rechtbank zal voor de feiten 1, 2 en 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023299197, van de politie eenheid Den Haag, district Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 463). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 23 september 2023 (p. 42-46);
het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 23 september 2023 (p. 47-49);
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzittingen van 9 januari 2024 en 4 april 2024;
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 23 oktober 2023 (p. 431-434);
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 8 november 2023 (p. 421-427);
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 september 2023 (p. 53-55);
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 september 2023 (p. 76-80).
3.5
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
Medeplegen
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en het medeplegen van afpersing.
Voor bewezenverklaring van medeplegen is – volgens vaste jurisprudentie – vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een ander of anderen. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Bij de beoordeling of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan deze vereisten is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld. Ook kan de procesopstelling van de verdachte daarbij een rol spelen.
De rechtbank heeft onder meer het volgende vastgesteld. Alle drie de verdachten hebben bekend betrokken te zijn geweest bij de woningoverval. De verdachte heeft maar weinig concreets over zijn eigen bijdrage en die van de anderen aan dat feit verklaard. Wat wel vast staat is dat één van de verdachten het plan bedacht om de woning te overvallen. De twee andere verdachten zijn hierin meegegaan. Daarnaast is de uitvoering van het plan van tevoren besproken. De verdachten wisten dat ze geld gingen halen. Ze zijn samen de woning ingeklommen via het balkon. Ze hebben alle drie hun gezichten bedekt, onder andere met bivakmutsen. Ook hebben ze wapens meegenomen. In de woning zijn de slachtoffers getaserd, [naam 2] is geslagen en aan [naam 1] is een mes getoond. Er is op verschillende manieren aan de twee slachtoffers duidelijk gemaakt dat ze geld moesten geven. Er werd geschreeuwd tegen de slachtoffers. Ze werden gedwongen op de bank te blijven zitten en moesten hun pinpas en pincode afgeven. Bij [naam 1] is de telefoon afgepakt en is de pinpas uit haar telefoonhoesje gehaald. [naam 2] heeft zijn pinpas en pincode afgegeven nadat hij meerdere keren in zijn gezicht is geslagen en omdat het mes werd getoond. De verdachte is bij dit alles vanaf het begin tot het einde aanwezig en betrokken geweest.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de feiten 1 en 2 kan worden aangemerkt. Het is – gegeven de hierboven geschetste omstandigheden – niet relevant welke specifieke bijdrage de verdachte heeft geleverd aan het geheel. Het accent ligt bij medeplegen immers met name op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Er is in dit geval duidelijk sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een tevoren gemaakt plan. Niet is gebleken dat de verdachte zich heeft teruggetrokken op het moment dat het geweld werd toegebracht. De verdachte heeft ook geen concrete verklaring afgelegd, die ertoe zou moeten leiden dat de rechtbank tot een andere weging van zijn aandeel zou moeten komen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.6
Vrijspraak feit 4 – medeplegen van dwang ten opzichte van [naam 3]
De rechtbank is – evenals de verdediging – met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij tezamen en in vereniging, althans alleen, [naam 3] wederrechtelijk heeft gedwongen meerdere geldbedragen over te maken. Volgens de tenlastelegging heeft de verdachte dit tezamen en in vereniging gedaan door (te bedreigen met) geweld of enig andere feitelijkheid, waarbij hij onder andere tegen [naam 3] heeft gezegd dat ‘hij hem niet moest skippen of schetsen, omdat hij geen zin had om hem zelf te gaan zoeken’.
De rechtbank overweegt dat op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die dit tegen [naam 1] heeft gezegd. Wel kan worden geconcludeerd dat de verdachte [naam 3] enkele (andersluidende) berichten heeft gestuurd waarin hij hem verzoekt geld aan hem over te maken.
De officier van justitie heeft bepleit dat de verdachte, door het uitlenen van zijn telefoon en het ter beschikking stellen van zijn bankrekening aan de medeverdachte, zoals de verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde feit, waardoor sprake is van medeplegen. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is om te kunnen concluderen tot medeplegen. Op basis van het procesdossier en de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitingen, zoals weergegeven in de tenlastelegging. Deze teksten zijn immers afkomstig van de telefoon van de medeverdachte Fränkel. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte met een ander of anderen is daarom geen sprake.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
3.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen een pinpas en een telefoon, die geheel aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en
- een taser vast te houden en deze te tonen en vervolgens
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en dat zij de pinpassen wilden hebben en
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en vervolgens
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders zouden steken, waarbij een mes werd getoond en
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
2. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas die geheel aan die [naam 2] toebehoorde door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en
- een taser vast te houden en deze te tonen en vervolgens
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en dat zij de pinpassen wilden hebben en
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en vervolgens
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders zouden steken, waarbij een mes werd getoond en
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
3. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen die geheel aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van een gestolen pinpas.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 300, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de strafeis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenOp 23 september 2023 heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De verdachten zijn de woning van [naam 1] binnengedrongen via het balkon. Zij waren op zoek naar de zoon van [naam 1] , omdat hij schulden bij de verdachten zou hebben. In de woning troffen zij [naam 1] en [naam 2] aan. Zij zijn bedreigd met een mes. Ook hebben de verdachten [naam 2] meerdere keren geslagen. [naam 1] en [naam 2] zijn daarnaast bewerkt met een taser. Uit angst heeft [naam 2] uiteindelijk zijn pinpas met pincode aan de verdachten gegeven. Met deze pinpas hebben de verdachten vervolgens meerdere pintransacties verricht.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Ook heeft de verdachte hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De rechtbank overweegt dat het voor [naam 2] en [naam 1] een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat zij op deze wijze zijn overvallen in hun woning, waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog gedurende lange tijd de (psychisch) nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast worden door dergelijke ernstige feiten de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024. De verdachte is niet eerder veroordeeld, zodat het strafblad niet in zijn nadeel meeweegt
.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 26 januari 2024, opgesteld door drs. M. Hulshof, GZ-psycholoog. Deze rapportage ziet op de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Hieruit volgt – kort samengevat – dat bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, zwakbegaafdheid en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Gelet op de procespositie van de verdachte heeft de deskundige de mate van toerekenbaarheid van de bij de verdachte aanwezige problematiek op de tenlastegelegde feiten niet kunnen bepalen. Verder is het niet mogelijk gebleken om een goede inschatting van het recidiverisico te maken, omdat de verdachte ontkent geweld te hebben toegepast en er geen indicaties zijn van eerder gewelddadig gedrag. In zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat het voor de verdachte, door de beperkte cognitieve vermogens in combinatie met de hechtingsproblematiek, extra moeilijk is om de (kwade) intenties van anderen te doorzien, wat hem verhoogd beïnvloedbaar kan maken. Gelet op het feit dat het niet mogelijk is gebleken om de mate van toerekenbaarheid en het recidiverisico vast te stellen, heeft de deskundige geen strafadvies uitgebracht. Vanuit het oogpunt van zorg kan gesteld worden dat het belangrijk is dat de verdachte zijn identiteit ontwikkelt en leert om adequate gedragskeuzes te maken (ook in zijn sociale netwerk), waarbij hij rekening houdt met de langetermijngevolgen. Huisvesting, het hebben en behouden van een dagbesteding en extern toezicht dragen bij aan een bevordering van zijn ontwikkeling.
Op basis van het hiervoor genoemde rapport en de ter zitting afgelegde deels bekennende verklaring van de verdachte over de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank aannemelijk dat de geconstateerde stoornissen wél een rol hebben gespeeld bij de bewezenverklaarde feiten. Daarom acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad van 26 maart 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M. van der Bom op de terechtzitting van 4 april 2024 is gegeven. De Raad onderschrijft de adviezen voortvloeiend uit de Pro Justitia-rapportage en acht een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden nodig. In aanvulling hierop is ter zitting een contactverbod met de medeverdachten geadviseerd. Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat de verdachte praktische begeleiding nodig heeft om zijn leven op te bouwen, wat hem per direct geboden kan worden door middel van een plaatsing bij Vast en Verder in Den Helder. Ook is behandeling wenselijk. De verdachte staat op de wachtlijst voor een behandelplaats bij Ipse de Bruggen. De motivatie van de verdachte voor deze plaatsing is minimaal, omdat hij daar beperkt zal worden in zijn vrijheden.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Ook houdt de rechtbank, zoals eerder overwogen, rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Hoewel de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, zal de rechtbank de strafeis van de officier van justitie, die uitgaat van een bewezenverklaring van voornoemd feit, integraal overnemen, vanwege de ernst van de feiten. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie.
Alles overziend acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal 100 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen. Het is van belang dat het voorwaardelijk strafdeel in de vorm van jeugddetentie een voldoende afschrikkende werking heeft en zo de verdachte ervan zal weerhouden om zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie een proeftijd van twee jaren verbinden, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, een behandelverplichting, een verplichting om mee te werken aan begeleiding van een coach, een verplichting om mee te werken aan een plaatsing in een woonvoorziening, een verplichting tot het hebben van een nuttige dagbesteding, een verplichting om mee te werken aan urinecontroles en een contactverbod met de medeverdachten.
Dadelijk uitvoerbaar
Verder overweegt de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Door zijn beperkte cognitieve vermogens in combinatie met zijn hechtingsproblematiek is het voor de verdachte extra moeilijk om de (kwade) intenties van anderen te doorzien. Hieruit volgt, volgens de psycholoog, een verhoogde kans op beïnvloedbaarheid van de verdachte door anderen en daarmee neemt het recidiverisico ook toe. Verder moet de noodzakelijk geachte hulpverlening nog worden opgestart. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.7 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1 en 2:
eendaadse samenloop van
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
300 (DRIEHONDERD) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
100 (HONDERD) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
1. zich meldt bij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan een vorm van behandeling, te bepalen door de jeugdreclassering;
3. meewerkt aan de begeleiding van een coach;
4. meewerkt aan een plaatsing in een woonvoorziening, zoals Vast en Verder of Ipse de Bruggen, of een andere door de jeugdreclassering te bepalen instelling;
5. een zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
6. meewerkt aan urinecontroles, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
7. op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001;
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2006;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. E.P.M. van der Hoorn en
E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en/of
- een taser vast te houden en deze te tonen en/of (vervolgens)
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en/of dat zij de pinpassen wilden hebben
en/of
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en/of
(vervolgens)
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en/of
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders
zouden steken, waarbij een mes werd getoond en/of
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
2. hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 2] en/of een derde toebehoorde door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en/of
- een taser vast te houden en deze te tonen en/of (vervolgens)
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en/of dat zij de pinpassen wilden hebben
en/of
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en/of
(vervolgens)
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en/of
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders
zouden steken, waarbij een mes werd getoond en/of
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
3. hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van een gestolen pinpas;
4. hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 6 september 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, te weten het overmaken van meerdere geldbedragen, door meermalen tegen die [naam 1] te zeggen dat hij geld moest overmaken en/of door tegen die [naam 1] te zeggen dat dat hij hem niet moest skippen of schetsen, omdat hij, verdachte, geen zin had om hem zelf te gaan
zoeken.
(vul de feitaanduidingen in)