ECLI:NL:RBDHA:2024:5518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
09/244082-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. Tijdens de overval drongen drie mannen de woning binnen, bedreigden de bewoners met wapens en dwongen hen om geld en pinpassen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de overval en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing, en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van dwang ten opzichte van een derde persoon. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de rechtbank rekening hield met de jonge leeftijd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/244082-23
Datum uitspraak: 18 april 2024
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in de PI [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzittingen van 12 januari 2024
(pro forma) en 4 april 2024 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is mr. B.F. van Es te Oegstgeest. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 1] ;
Feit 2: afpersing in vereniging, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 2] ;
Feit 3: diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, gepleegd op 23 september 2023 in ’s-Gravenhage tegen [naam 2] ;
Feit 4: medeplegen van dwang ten opzichte van [naam 3] , gepleegd in de periode van 2 tot en met 6 september 2023 in ’s-Gravenhage.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 23 september 2023 heeft in Den Haag een gewelddadige woningoverval plaatsgevonden. De aangevers [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en zijn vriendin [naam 1] (hierna: [naam 1] ) verklaarden bij de politie dat die avond drie mannen via het balkon de woning van [naam 1] waren binnengedrongen. De drie mannen hadden onder andere tasers bij zich en waren op zoek naar geld en naar de zoon van [naam 1] . Uiteindelijk wisten de drie mannen de pinpas en pincode van [naam 2] en de pinpas van [naam 1] te bemachtigen. Na de overval zag [naam 2] dat er geld van zijn rekening was gepind. Volgens de zoon van [naam 1] zou hij voorafgaand aan de overval zijn gedwongen geld over te maken aan de verdacht en aan de medeverdachte [medeverdachte 1] . De zoon van [naam 1] zou ongeveer € 2.500,- hebben overgemaakt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de woningoverval en bij het pinnen met de gestolen pinpas van [naam 2] . Ook moet de rechtbank beoordelen of de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dwang ten opzichte van de zoon van [naam 1] (hierna: [naam 3] ).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023299197, van de politie eenheid Den Haag, district Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 463).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1, 2 en 3:
het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 23 september 2023 (p. 42-46);
het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 23 september 2023 (p. 47-49);
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 april 2024;
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 8 november 2023 (p. 421-427);
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 september 2023 (p. 53-55);
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 september 2023 (p. 76-80).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot feit 4:
het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 13 oktober 2023 (p. 386-388);
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 april 2024.
3.5
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
Medeplegen
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en het medeplegen van afpersing.
Voor bewezenverklaring van medeplegen is – volgens vaste jurisprudentie – vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een ander of anderen. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Bij de beoordeling of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan deze vereisten is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld. Ook kan de procesopstelling van de verdachte daarbij een rol spelen.
De rechtbank heeft onder meer het volgende vastgesteld. Alle drie de verdachten hebben bekend betrokken te zijn geweest bij de woningoverval. De verdachte heeft over zijn eigen bijdrage aan dat feit verklaard dat hij heeft geschreeuwd, [naam 2] en [naam 1] op hun plek heeft gezet en heeft gevraagd waar de zoon is. Over het aandeel van de medeverdachten en het gebruikte geweld is weinig concreets verklaard. Wat vast staat is dat één van de verdachten het plan bedacht om de woning te overvallen. De twee andere verdachten zijn hierin meegegaan. Daarnaast is de uitvoering van het plan van tevoren besproken. De verdachten wisten dat ze geld gingen halen. Ze zijn samen de woning ingeklommen via het balkon. Ze hebben alle drie hun gezichten bedekt, onder andere met bivakmutsen. Ook hebben ze wapens meegenomen. In de woning zijn de slachtoffers getaserd, [naam 2] is geslagen en aan [naam 1] is een mes getoond. Er is op verschillende manieren aan de twee slachtoffers duidelijk gemaakt dat ze geld moesten geven. Er werd geschreeuwd tegen de slachtoffers. Ze werden gedwongen op de bank te blijven zitten en moesten hun pinpas en pincode afgeven. Bij [naam 1] is de telefoon afgepakt en is de pinpas uit haar telefoonhoesje gehaald. [naam 2] heeft zijn pinpas en pincode afgegeven nadat hij meerdere keren in zijn gezicht is geslagen en omdat het mes werd getoond. De verdachte is bij dit alles vanaf het begin tot het einde aanwezig en betrokken geweest.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de feiten 1 en 2 kan worden aangemerkt. Het is – gegeven de hierboven geschetste omstandigheden – niet relevant welke specifieke bijdrage de verdachte heeft geleverd aan het geheel. Het accent ligt bij medeplegen immers met name op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Er is in dit geval duidelijk sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een tevoren gemaakt plan. Niet is gebleken dat de verdachte zich heeft teruggetrokken op het moment dat het geweld werd toegebracht. De verdachte heeft ook geen concrete verklaring afgelegd, die ertoe zou moeten leiden dat de rechtbank tot een andere weging van zijn aandeel zou moeten komen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.6
Partiële vrijspraak feit 4 – medeplegen van dwang ten opzichte van [naam 3]
De rechtbank overweegt dat het procesdossier en de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte onvoldoende aanwijzingen bevatten dat de verdachte bij het begaan van dit feit in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gehandeld. Dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of met anderen heeft gepleegd, kan daarom niet worden bewezen. De verdachte zal daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.7
De bewezenverklaring
1. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen een pinpas en een telefoon, die geheel aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en
- een taser vast te houden en deze te tonen en vervolgens
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en dat zij de pinpassen wilden hebben en
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en vervolgens
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders zouden steken, waarbij een mes werd getoond en
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
2. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas die geheel aan die [naam 2] toebehoorde door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en
- een taser vast te houden en deze te tonen en vervolgens
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en dat zij de pinpassen wilden hebben en
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en vervolgens
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders zouden steken, waarbij een mes werd getoond en
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
3. hij op 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen die geheel aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van een gestolen pinpas;
4. hij in de periode van 2 tot en met 6 september 2023 te 's-Gravenhage, een ander, te weten [naam 3] , door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het overmaken van meerdere geldbedragen, door tegen die [naam 1] te zeggen dat hij geld moest overmaken en door tegen die [naam 1] te zeggen dat dat hij hem niet moest skippen of schetsen, omdat hij, verdachte, geen zin had om hem zelf te gaan zoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – rekening houdend met het blanco strafblad, de jonge leeftijd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte – gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de rapportages met betrekking tot de strafoplegging. Hierbij heeft de raadsman aangevoerd dat de noodzakelijk geachte behandeling op korte termijn moet kunnen beginnen en hij heeft verzocht om daarmee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk dwingen van het slachtoffer [naam 3] tot het betalen van meerdere geldbedragen. Hij heeft het slachtoffer zodanig onder druk gezet dat deze, voor zijn gevoel, niet anders kon dan een geldbedrag over te maken om de verdachte te laten stoppen. Dit soort strafbare feiten zijn ingrijpend en werken in op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachte is met zijn handelen voorbij gegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer.
Vervolgens heeft de verdachte zich op 23 september 2023 samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De verdachten zijn de woning van [naam 1] binnengedrongen via het balkon. Zij waren daarbij op zoek naar [naam 3] , de zoon van [naam 1] , omdat hij schulden bij de verdachten zou hebben. In de woning troffen zij [naam 1] en [naam 2] aan. Zij zijn bedreigd met een mes. Ook hebben de verdachten [naam 2] meerdere keren geslagen. [naam 1] en [naam 2] zijn bewerkt met een taser. Uit angst heeft [naam 2] uiteindelijk zijn pinpas met pincode aan de verdachten gegeven. Met deze pinpas hebben de verdachten meerdere pintransacties verricht.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Ook heeft de verdachte hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De rechtbank overweegt dat het voor [naam 2] en [naam 1] een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat zij op deze wijze zijn overvallen in hun woning, waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog gedurende lange tijd de (psychisch) nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast worden door dergelijke ernstige feiten de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 januari 2024. De verdachte is niet eerder veroordeeld, zodat het strafblad niet in zijn nadeel meeweegt
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 17 januari 2024, opgesteld door drs. T. Smits, GZ-psycholoog/psychotherapeut en drs. H.J. Monshouwer, GZ-psycholoog.
Hieruit volgt – kort samengevat – dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze problematiek heeft het denken en
handelen van de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten beïnvloed. De deskundigen adviseren daarom om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. Er is sprake van een hoog recidiverisico, wanneer de verdachte niet op een passende woon- en behandelplek kan verblijven. De verdachte is voor het reguleren van zijn eigen gedrag en zijn emoties, afhankelijk van anderen dan wel van structuur van buitenaf. De verwachting is dat wanneer de verdachte meer vrijheid ervaart, hij zich opnieuw zal wenden tot – veelal antisociale – jongeren, waarbij hij sociaal kwetsbaar en beïnvloedbaar is. De inschatting is dat de verdachte een gesloten behandelplek nodig heeft, passend bij zijn cognitieve niveau en overige problematiek, ter vermindering van het recidiverisico en ten gunste van zijn eigen verdere ontwikkeling. Ook concluderen de deskundigen dat het jeugdstrafrecht niet passend is voor de verdachte. Hoewel duidelijk sprake is van beperkte handelingsvaardigheden, is de indruk dat beïnvloeding vanuit een pedagogische aanpak voor de verdachte geen meerwaarde heeft. Er is sprake van chronische problematiek, niet van een achterstand in de ontwikkeling van de verdachte die met pedagogische beïnvloeding nog ingehaald kan worden. Op basis van het bovenstaande zijn de deskundigen van mening dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden passend is.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en houdt hier rekening mee bij de op te leggen straf. Verder overweegt de rechtbank dat, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, de mogelijkheid bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen. Echter, op basis van bovenstaande rapportage, waaruit volgt dat de verdachte geen baat meer heeft bij een pedagogische benadering, zal de rechtbank de conclusie van de deskundigen volgen en het reguliere strafrecht toepassen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 maart 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige
A. Smorenberg op de terechtzitting van 4 april 2024 is gegeven. Hieruit volgt dat sprake is van chronische problematiek en van een hoog recidiverisico. De verdachte is gebaat bij een gestructureerde woonomgeving, waar hij passende behandeling krijgt. Na zijn detentie kan hij geplaatst worden bij een zorginstelling en aansluitend bij een begeleid- of beschermd wonen instelling. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. In dit geval acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank zal 15 maanden van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden met daarbij een contactverbod met de medeverdachten.
Het voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank benadrukt met het opleggen van een groter voorwaardelijk gedeelte van de straf, dan door de officier van justitie gevorderd, de noodzaak van passende behandeling en begeleiding voor de verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op de ernst van de gepleegde geweldsdelicten, alsmede het feit dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat en het noodzakelijk geachte hulpverleningstraject nog niet is gestart, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14e, 55, 57, 284, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.7 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1 en 2:
eendaadse samenloop van
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 4:
een ander door bedreiging met geweld en bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
15 (VIJFTIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende proeftijd:
1. zich zal houden aan de aanwijzingen van SVG Reclassering Fivoor en zich zal melden bij de reclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. zich maximaal 1 jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in één van de vier Borg-instellingen (te weten Ipse de Bruggen - behandelcentrum Middenweg, Trajectum, Fivoor - Wier of Dichterbij - Stevig) en/of een soortgelijke zorginstelling te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
3. zich onder behandeling stelt van een zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (zoals bijvoorbeeld GGNet in Warnsveld), te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
5. meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om zijn middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urine- en ademonderzoek kan gebruiken ter controle zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • Siddarth Prashant Roy [medeverdachte 1] , geboren op 30 november 2005;
  • Luca Paul Phillippe Hulspas, geboren op 25 juli 2006;
geeft opdracht aan SVG Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, rechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
en mr. M.M.C. Limbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en/of
- een taser vast te houden en deze te tonen en/of (vervolgens)
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en/of dat zij de pinpassen wilden hebben en/of
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en/of (vervolgens)
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en/of
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders
zouden steken, waarbij een mes werd getoond en/of
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 2] en/of een derde toebehoorde, door
- met bivakmutsen op de woning van die [naam 1] en [naam 2] te betreden en/of
- een taser vast te houden en deze te tonen en/of (vervolgens)
- te zeggen dat zij geld kwamen halen en/of dat zij de pinpassen wilden hebben en/of
- met de taser een stroomstoot tegen de knie van [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze hen weer zouden taseren als ze niet zouden blijven zitten en/of (vervolgens)
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 1] te geven en/of
- met de taser een stroomstoot tegen [naam 2] te geven en/of
- te zeggen dat ze nu de pincode van de pinpas moesten geven en dat ze hen anders
zouden steken, waarbij een mes werd getoond en/of
- die [naam 2] meerdere keren te slaan;
3.
hij op of omstreeks 23 september 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn(vul de feitaanduidingen in) mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten door het gebruik van een gestolen pinpas;
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 6 september 2023 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, te weten het overmaken van meerdere geldbedragen, door meermalen tegen die [naam 1] te zeggen dat hij geld moest overmaken en/of door tegen die [naam 1] te zeggen dat dat hij hem niet moest skippen of schetsen, omdat hij, verdachte, geen zin had om hem zelf te gaan
zoeken.