ECLI:NL:RBDHA:2024:5511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf met aandacht voor eerdere legale verblijven en hoorplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf beoordeeld. Eiser had op 14 december 2022 een visum aangevraagd om Nederland te bezoeken op zijn doorreis van Suriname naar India. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 22 december 2022, en het bezwaar van eiser werd op 7 juni 2023 kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de visumaanvraag onvoldoende gemotiveerd is. Eiser heeft eerder vijf keer met een visum Nederland bezocht en steeds tijdig teruggekeerd. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze eerdere legale verblijven niet in de beoordeling heeft betrokken, wat een motiveringsgebrek oplevert. Daarnaast is er sprake van een schending van de hoorplicht, aangezien verweerder eiser had moeten horen in de bezwaarfase. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser gehoord moet worden. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-, en het betaalde griffierecht van € 184,- moet aan eiser worden vergoed.