Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De beroepsgrond slaagt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit Oeganda, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend nadat hem de doorreis naar Denemarken was verboden. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel op onrechtmatige wijze was opgelegd. De eiser arriveerde op 17 maart 2024 op Schiphol met een geldig paspoort en een Schengenvisum voor Denemarken, en had de intentie om door te reizen naar Aalborg. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de eiser niet op voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat de staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, heffende de maatregel op en toekennende een schadevergoeding van € 1.800,- voor de onrechtmatige detentie van de eiser. Tevens werden de proceskosten van de eiser vergoed.