ECLI:NL:RBDHA:2024:5474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/09/656853 / FA RK 23-8279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verzoeken tot verbeuren dwangsom in familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 16 februari 2024, is een verzoek tot wijziging van de zorgregeling behandeld. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.L.A. Cox, verzocht om de zorgregeling te wijzigen zodat zij de kinderen op tijd bij de vader kan brengen, ook in het geval van file. De vader, vertegenwoordigd door mr. H. van Straten, voerde verweer en vroeg om verbeuren van een dwangsom aan de moeder bij niet-nakoming van de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2016. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, aangezien de schooltijden van de kinderen waren veranderd, wat invloed had op de zorgregeling. De rechtbank heeft de zorgregeling aangepast, waarbij de kinderen nu op vrijdag om 18.30 uur bij de vader moeten worden gebracht. De verzoeken van de vader om een dwangsom op te leggen aan de moeder zijn afgewezen, omdat dit de strijd tussen de ouders zou verhogen. De rechtbank heeft ook de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot opheffing van de eerder opgelegde dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8279
Zaaknummer: C/09/656853
Datum beschikking: 16 februari 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 16 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.L.A. Cox te Nijmegen .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. van Straten te Tiel.
Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna: de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 6 december 2023, inclusief bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift, ook houdende zelfstandige verzoeken;
  • de brief van 15 januari 2024 van de gecertificeerde instelling.
Op 22 januari 2024 is op de zitting van deze rechtbank zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen (zaak- en rekestnummer C/09/657911 / JE RK 23-2378)
gecombineerd behandeld. Op het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is mondeling beslist.
Op de zitting zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en B. van der Linden namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van 18 mei 2011 tot 28 maart 2019.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderrechter van de rechtbank Gelderland heeft bij beschikking van 4 februari 2020 de kinderen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam van 4 februari 2020 tot 4 februari 2021. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 5 november 2020 is Jeugdbescherming Regio Amsterdam vervangen door Jeugdbescherming west Zuid-Holland.
  • De ondertoezichtstelling van de kinderen is steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank van 22 januari 2024 voor de duur van 4 februari 2024 tot
4 februari 2025.
- Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 10 februari 2020 is:
  • bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
  • een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader zijn een weekend per veertien dagen, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag in de loop van de middag brengt bij de vader en de vader de kinderen op zondag rond 15.45/16.00 uur weer terug bij de moeder brengt, en de helft van de vakanties en feestdagen (in onderling overleg nader te bepalen);
  • bepaald dat er een wekelijks belmoment zal zijn tussen de vader en de kinderen op dinsdag om 18.30 uur, waarbij de moeder degene is die de vader belt en waarbij de moeder zich op geen enkele manier met het gesprek bemoeit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 13 oktober 2021 zijn afgewezen:
  • de verzoeken van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en het opleggen van een dwangsom op het niet nakomen van de zorgregeling;
  • de verzoeken van de moeder tot wijziging van de zorgregeling en tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing.
- De gecertificeerde instelling heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op
17 augustus 2022 betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:
“Verwacht wordt dat de omgangsregeling zoals deze met alle betrokkenen is samengesteld, wordt nageleefd. Met betrekking tot het belmoment: Elke woensdagavond (en in de vakantie ook op de zaterdagavond) om 18:30 uur een belmoment tussen vader en de kinderen, waarbij vader degene is die belt. Moeder dient zich afzijdig te houden van het gesprek tussen vader en de kinderen. Zij dient zich op geen enkele manier met het gesprek te bemoeien. Met betrekking tot de huidige zomervakantie/omgangsregeling: de kinderen zo spoedig mogelijk naar de vader brengen, zodat zij hier de zomervakantie alsnog kunnen verblijven. Vader zal de kinderen op 21 augustus 2022 weer bij moeder terugbrengen. Hierna geldt de door de rechtbank vastgelegde omgangsregeling weer waarbij u eens in de veertien dagen op vrijdagmiddag de kinderen naar hun vader brengt.”
- De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2022:
  • de schriftelijke aanwijzing van 17 augustus 2022 bekrachtigd;
  • aan de moeder een dwangsom van € 200,- opgelegd voor iedere keer dat zij vanaf heden een in de zorgregeling vastgelegde afspraak niet nakomt;
  • het verzoek van de moeder tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing afgewezen.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] deel te laten nemen aan de plechtige communie in 2024 en voorts te bepalen dat [minderjarige 2] dat weekend bij de moeder zal verblijven;
  • primair: het halen en brengen rond de omgangsweekenden om te draaien, in die zin dat de vader de kinderen een keer per veertien dagen op de vrijdag bij de moeder/ school haalt en de moeder de kinderen op de zondag bij de vader ophaalt om 17.00 uur;
    subsidiair: de zorgregeling aan te passen in die zin dat de kinderen op de vrijdagavond uiterlijk om 19.30 uur bij de vader zullen zijn;
  • vast te stellen dat de kinderen belcontact zullen hebben op hun verjaardag met de ouder waar zij niet verblijven, wanneer het kind vrij is om 10.00 uur en wanneer het kind niet vrij is om 08.00 uur;
  • de dwangsom die de moeder is opgelegd in de schriftelijke aanwijzing en welke is bekrachtigd door de rechtbank bij beschikking van 22 september 2022 op te heffen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig:
- te bepalen dat de bij beschikking van 10 februari 2020 vastgestelde omgangsregeling dient te worden nagekomen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de moeder in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
- ( (naar de rechtbank begrijpt) de moeder te veroordelen in de proceskosten,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank is er niet in geslaagd partijen te verenigen. De rechtbank neemt hierom een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
Vervangende toestemming communie
De moeder heeft op de zitting haar verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming ingetrokken, omdat de vader inmiddels zijn toestemming heeft gegeven, zodat de rechtbank daarover in het navolgende niet meer hoeft te beslissen.
Reguliere zorgregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid BW, in samenhang met artikel 1:377e BW, kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing inzake de zorgregeling onder meer wijzigen op grond van nadien gewijzigde omstandigheden.
De moeder stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Zij geeft aan dat zij problemen ervaart met het twee keer per maand op vrijdagmiddag op tijd brengen van de kinderen naar de vader. Volgens de vader is er geen sprake van gewijzigde omstandigheden. Hij geeft aan dat de moeder de reisperikelen in eerdere procedures ook als wijzigings- of ontzeggingsgrond heeft aangevoerd en dat dit door de rechtbank is verworpen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat [minderjarige 2] inmiddels naar een andere school gaat. Op deze school is zij later uit en daarmee ook later thuis op de vrijdagmiddag. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de moeder.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De ouders hebben in het verleden samen in [plaatsnaam 1] gewoond. Een aantal jaren geleden is de vader naar [plaatsnaam 2] verhuisd en vervolgens is de moeder naar [plaatsnaam 3] verhuisd. Op een gegeven moment zijn de ouders in verband met de reistijd overeengekomen dat de moeder de kinderen om de week op vrijdag bij de vader brengt om 18.00 uur.
De moeder geeft aan dat [minderjarige 2] , sinds zij naar een andere school gaat, met een busje wordt thuisgebracht en tussen 15.30 uur en 16.00 uur thuis is. De moeder probeert op de vrijdag dat de kinderen naar de vader gaan om uiterlijk om 16.00 uur met de kinderen per auto vertrekken. Zij worden dan gereden door de nieuwe partner van de moeder. De moeder heeft zelf geen rijbewijs. De moeder geeft aan dat er vaak file op het traject is en dat zij geregeld tweeënhalf uur onderweg zijn. Zij is daarom vaak te laat. Volgens de moeder valt de vader in die gevallen tegen haar uit in het bijzijn van de kinderen. De moeder stelt dat [minderjarige 2] vanwege haar problematiek niet met het openbaar vervoer kan reizen. Indien dat wel zou kunnen zou de reis ook tweeënhalf uur duren. De moeder verzoekt daarom om te bepalen dat de vader de kinderen op vrijdag haalt en de moeder de kinderen op zondag haalt of om de tijd waarop de kinderen bij de vader moeten zijn met een paar uur te verschuiven.
De vader merkt op dat hij niet in staat is om de kinderen op vrijdagmiddag op te halen. Hij is vaak pas om 17.00 uur of later thuis van werk, wat ook de reden is waarom de huidige regeling is afgesproken. De gecertificeerde instelling heeft dit bevestigd. De vader betwist dat [minderjarige 2] niet met het openbaar vervoer kan reizen, omdat zij daar ook mee naar school reist. [minderjarige 1] is om 15.00 uur uit school, dus de moeder heeft de hele middag om met de kinderen te reizen. Dat zij ervoor kiest om met haar partner met de auto in de spits te reizen kan de vader niet worden tegengeworpen. Verder vindt de vader het niet acceptabel als de kinderen op vrijdag pas om 19.00 uur of 19.30 uur bij hem zouden zijn. Zij hebben dan onvoldoende tijd om te acclimatiseren voordat zij moeten eten en naar bed moeten.
De rechtbank heeft uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken niet goed kunnen achterhalen wat een redelijk tijdstip is waarop de kinderen op de vrijdagmiddag bij de vader moeten zijn. De rechtbank acht het wel in het belang van de kinderen dat er een tijdstip wordt afgesproken dat kan worden nagekomen, omdat anders de strijd tussen de ouders continu wordt verhoogd. Het is een feit van algemene bekendheid dat er op vrijdagmiddag file is op de weg. Voor de vraag om hoeveel file het gaat heeft de rechtbank GoogleMaps geraadpleegd. Daaruit blijkt dat een reis van [plaatsnaam 3] naar [plaatsnaam 2] , met een vertrek op vrijdag om 16.00 uur, anderhalf tot tweeënhalf uur duurt. Aangezien de moeder heeft gezegd dat zij uiterlijk om 16.00 uur vertrekt met de auto, zou het met gemiddelde file daarom mogelijk moeten zijn om de kinderen om 18.30 uur bij de vader te brengen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kinderen op de vrijdag dat zij naar de vader gaan om 18.30 uur bij de vader worden gebracht. Het half uur dat de kinderen hiermee later bij de vader zijn kan eventueel op de zondag worden gecompenseerd. De moeder heeft op de zitting verklaard dat zij hiertoe bereid is. Mocht de vader dit willen, dan is het aan hem om daar met de moeder en de gecertificeerde instelling over in gesprek te gaan.
Belmoment verjaardagen
De moeder stelt dat het de ouders niet lukt om afspraken te maken over een belmoment op de verjaardag van de kinderen. Volgens de moeder is de regel dat de kinderen hun verjaardag vieren bij de ouder bij wie ze conform de reguliere zorgregeling zijn. Zij wil graag dat het mogelijk is dat de andere ouder op die dag belcontact met het jarige kind heeft.
Op de zitting heeft de vader aangegeven dat hij het eens is met het verzoek van de moeder. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de moeder toewijzen.
Dwangsom
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2022 bepaald dat de moeder een dwangsom aan de gecertificeerde instelling verbeurt voor iedere keer dat zij een in de zorgregeling vastgelegde afspraak niet nakomt. De moeder stelt dat deze dwangsom zorgt voor toename van discussies en gespannen verhoudingen tussen haar en de vader. Zij is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat de dwangsom wordt opgeheven. De vader geeft aan dat het verzoek tot opheffing van de dwangsom aan de gecertificeerde instelling moet worden gericht en niet aan hem. Het verzoek is volgens hem daarom niet-ontvankelijk.
De rechtbank overweegt als volgt. De dwangsom is op verzoek van de gecertificeerde instelling door de kinderrechter aan de moeder opgelegd. Deze dwangsom is verbonden aan de schriftelijke aanwijzing die de gecertificeerde instelling aan de moeder heeft gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de moeder in deze familierechtelijke procedure, die tegen de vader is gericht, niet kan vragen om opheffing van de dwangsom. De rechtbank zal de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
Verder verzoekt de vader zelfstandig te bepalen dat de moeder aan hem een dwangsom verbeurt wanneer zij de zorgregeling niet nakomt. De vader stelt dat de moeder de zorgregeling vanaf het begin af aan slecht nakomt. Zij heeft meerdere keren de zorgregeling stopgezet. Volgens de vader wijst de praktijk uit dat de moeder zich niet houdt aan adviezen van en afspraken met de Raad, de gezinsvoogd en de rechter. De moeder heeft ten opzichte van de gecertificeerde instelling meerdere dwangsommen verbeurd, maar de gecertificeerde instelling incasseert deze niet. De vader stelt dat de moeder hierdoor geen druk meer ervaart om de zorgregeling na te komen. Volgens de vader rechtvaardigt dit het opleggen van een aan hem te verbeuren dwangsom.
De rechtbank zal dit verzoek van de vader afwijzen. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen wordt er in het navolgende een tijdstip vastgelegd dat door de moeder nagekomen kan worden. De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van dit verzoek van de vader de strijd tussen de ouders zou verhogen, terwijl de rechtbank het juist van belang acht dat de strijd tussen de ouders vermindert. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat er al een dwangsom ten aanzien van de nakoming van de zorgregeling is opgelegd. Daarbij wijst de rechtbank de gecertificeerde instelling erop dat, indien de moeder de afspraken uit de zorgregeling niet nakomt en daarmee van rechtswege een dwangsom verbeurt, de gecertificeerde instelling deze dwangsom wel daadwerkelijk moet innen.
Ten slotte merkt de rechtbank het volgende op. Het is duidelijk geworden dat de moeder op vrijdagmiddag met de kinderen een filegevoelig traject moet afleggen. De vader moet accepteren dat er daarom verschil kan zijn in het tijdstip waarop de kinderen bij hem aankomen. Daarnaast moet de vader zich realiseren dat het belastend is voor de kinderen wanneer hij tegen de moeder uitvalt op het moment dat zij te laat aankomen. Daarnaast verwacht de rechtbank van de moeder dat zij haar best doet om zo snel als mogelijk richting de vader te vertrekken en de kinderen op tijd te brengen. De rechtbank acht het van belang dat strijd tussen de ouders zoveel mogelijk wordt voorkomen. De rechtbank merkt daarom op dat, indien de moeder op de vrijdag de kinderen na 18.30 uur bij de vader brengt, zij hiermee niet een dwangsom verbeurt. Zij moet in dat geval wel diezelfde avond de gecertificeerde instelling informeren over de situatie en daarbij onderbouwen waarom zij te laat was. De rechtbank is van oordeel dat het niet de maatschappelijke taak van de gecertificeerde instelling is om als waakhond toe te zien op het precieze tijdstip waarop de kinderen bij de vader aankomen. Dat wil echter niet zeggen dat de moeder zich niet aan de afspraak dient te houden om de kinderen om 18.30 uur bij de vader te brengen. De rechtbank gaat ervan uit dat beide ouders zich zullen inzetten om de overdracht op de vrijdag zo prettig mogelijk te laten verlopen.
Proceskosten
De vader stelt dat er aanleiding is om af te wijken van de hoofdregel in verzoekschriftprocedures tussen ex-partners om de proceskosten te compenseren. Hij stelt dat de moeder ondanks eerdere beschikkingen en schriftelijke aanwijzingen de zorgregeling niet nakomt en deze steeds opnieuw aan de rechter voorlegt. Volgens de vader zijn deze verzoeken telkens onvoldoende onderbouwd. Daarnaast benut de moeder de ingezette hulpverleningstrajecten niet. De vader wordt hierdoor onnodig op kosten gejaagd. De vader stelt dat de moeder misbruik maakt van het procesrecht en verzoekt de rechter daarom om haar in de proceskosten te veroordelen.
De moeder geeft aan dat zij niet nodeloos procedeert. De vader heeft lang gewacht met het geven van zijn toestemming voor de communie van [minderjarige 2] . Daarnaast is het voor de moeder niet mogelijk om aan de afspraken uit de zorgregeling te voldoen en de kinderen hebben daar last van. Dat is de reden dat zij deze procedure is gestart. Het is voor de kinderen belangrijk dat er duidelijkheid komt.
De rechtbank overweegt als volgt. In verzoekschriftprocedures tussen ex-partners wordt terughoudend omgegaan met een proceskostenveroordeling, om te voorkomen dat de relatie tussen partijen verder wordt belast. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten doorgaans worden gecompenseerd, dus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken. Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat er voor een proceskostenveroordeling evident sprake dient te zijn van het nodeloos in rechte betrekken van een wederpartij. De rechtbank is van oordeel dat in casu geen sprake is van zo'n uitzonderlijk geval. Zoals de rechtbank hierboven heeft overwogen is er sprake van gewijzigde omstandigheden, nu [minderjarige 2] inmiddels naar een andere school gaat. De relatie tussen de ouders kenmerkt zich door strijd en het lukt hen niet om samen nieuwe afspraken te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de moeder deze procedure niet nodeloos is gestart. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure afwijzen en de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de onderling getroffen regeling –:
*
stelt vast dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
bij de vader zijn een weekend per veertien dagen, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag om 18.30 uur bij de vader brengt en de vader de kinderen op zondag rond 15.45/16.00 uur weer terug bij de moeder brengt, en de helft van de vakanties en feestdagen (in onderling overleg nader te bepalen);
*
stelt vast dat de kinderen belcontact zullen hebben op hun verjaardag met de ouder waar zij niet verblijven, wanneer het kind vrij is om 10.00 uur en wanneer het kind niet vrij is om 08.00 uur;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot opheffing van de aan haar opgelegde dwangsom;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 februari 2024.