2.1Verzoekster is geboren op [datum] 2007. Referent heeft verklaard dat hij vanaf 2012 de zorg voor verzoekster heeft en dat zij sinds 2012 onderdeel uitmaakt van het gezin van referent. De reden hiervoor is de algehele onrust in Jemen, het gebrek aan mogelijkheden tot, onder andere, onderwijs in Jemen, en omdat de biologische ouders van verzoekster en referent door hun hoge leeftijd en medische klachten niet in staat zijn voor verzoekster te zorgen.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
3. De aanvraag van verzoekster is afgewezen omdat de pleegsituatie volgens verweerder niet aannemelijk is gemaakt. Dat referent de voogdij over verzoekster heeft gekregen, is niet met bewijsstukken onderbouwd. Er is weliswaar een uitspraak van een Jemenitische rechtbank van 29 juni 2022 overgelegd, maar daaruit blijkt enkel dat referent kostwinner is voor verzoekster. Bovendien is het opmerkelijk dat die uitspraak dateert uit 2022 terwijl referent stelt dat hij al sinds 2012 de zorg voor verzoekster op zich heeft genomen. Aan de door verzoekster overgelegde foto’s komt niet de waarde toe die verzoekster zou willen zien. Hieruit blijkt ook niet dat sinds 2012 sprake is van een pleegsituatie.
De biologische ouders van verzoekster spelen bovendien nog een rol in haar leven en hebben zeggenschap over haar. Ingrijpende gebeurtenissen, zoals het vertrek van verzoekster uit Jemen, gebeuren in overleg met haar biologische ouders. Ook is onvoldoende onderbouwd dat zij niet voor verzoekster kunnen zorgen vanwege hun hoge leeftijd en medische problemen, aldus verweerder. De feitelijke gezinsband tussen verzoekster en haar biologische ouders kan daarom volgens verweerder niet verbroken worden geacht, waardoor er onder artikel 8 van het EVRMeen positieve verplichting zou bestaan voor de Staat om verzoekster na eventuele overkomst naar Nederland met haar biologische ouders te herenigen. Daarom komt verzoekster, gelet op het beleid van paragraaf C2/4.1.2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, niet in aanmerking voor nareis bij referent.
Wat voert verzoekster aan?
4. De gevraagde voorziening strekt ertoe om verweerder op te dragen verzoekster te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de voorziening, omdat de andere gezinsleden uiterlijk in juni 2024 naar Nederland moeten reizen en verzoekster als minderjarige alleen achter dreigt te blijven in Maleisië. Niet kan worden verlangd dat zij terugkeert naar Jemen, vanwege de oorlogssituatie en omdat haar biologische ouders niet voor haar kunnen zorgen. Verzoekster meent dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij geen deel uitmaakt van het gezin van referent. Bovendien meent verzoekster dat het besluit van verweerder onrechtmatig is. Zij verwijst naar de gronden van bezwaar, waarin de medische situatie van de biologische ouders van verzoekster is onderbouwd met stukken. Voor zover verweerder de aanvraag heeft afgewezen omdat de Staat bij toelating van verzoekster ook een positieve verplichting zou hebben om de biologische ouders van verzoekster met haar te herenigen, meent verzoekster dat deze beleidsregel in strijd is met artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 8 van het EVRM. Subsidiair voert verzoekster aan dat verweerder ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat de biologische ouders van verzoekster voor gezinshereniging in aanmerking zouden komen. Tot slot heeft verzoekster een beroep gedaan op artikel 11, tweede lid, artikel 5, vijfde lid, en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn en artikel 7 en 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Oordeel voorzieningenrechter
5. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.