Uitspraak
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 4 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning en de afwijzing van haar aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf beoordeeld. Eiseres, geboren in 1992 en van Georgische nationaliteit, had een verblijfsvergunning die geldig was van 3 februari 2018 tot 3 februari 2023, verleend op basis van haar huwelijk. Na de echtscheiding in januari 2020 heeft de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 3 februari 2023 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken, omdat zij niet meer voldeed aan de voorwaarden waaronder deze was verleend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het vertrouwensbeginsel niet in de weg staat aan de intrekking van de vergunning. Eiseres had, gezien de omstandigheden en de communicatie van de verweerder, in redelijkheid vertrouwen kunnen hebben dat haar verblijfsvergunning niet zou worden ingetrokken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres worden vergoed. De voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard.