ECLI:NL:RBDHA:2024:5434
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne beoordeeld. Verzoeker, die tijdelijk verblijf heeft in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, ontving op 20 februari 2024 bericht van de staatssecretaris dat zijn tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 zou eindigen. Dit zou betekenen dat hij niet meer zou mogen werken zonder tewerkstellingsvergunning en geen recht meer zou hebben op gemeentelijke opvang, hoewel hij zijn asielprocedure in Nederland kan afwachten.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onverwijlde spoed is, aangezien het onduidelijk is of de tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 daadwerkelijk is geëindigd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoeker de tijdelijke bescherming behoudt totdat er op het beroep is beslist. Dit houdt in dat verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en in Nederland mag blijven werken.
Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.