ECLI:NL:RBDHA:2024:5432
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- G.A. van der Straaten
- R.P.H. Evers
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne beoordeeld. Verzoeker, die tijdelijk verblijf heeft in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, ontving op 20 februari 2024 bericht van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat zijn tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 zou eindigen. Dit zou betekenen dat hij niet meer zou mogen werken zonder tewerkstellingsvergunning en geen recht meer zou hebben op gemeentelijke opvang, hoewel hij zijn asielprocedure kon afwachten.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onverwijlde spoed is, aangezien het onduidelijk is of de tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 daadwerkelijk is geëindigd. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker gelijk behandeld moet worden met andere derdelanders die in een vergelijkbare situatie verkeren. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoeker voorlopig in Nederland mag blijven, zijn recht op opvang behoudt en mag blijven werken.
Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.