ECLI:NL:RBDHA:2024:5418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.9281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Luxemburg

In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G. Matze, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster heeft een asielaanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Luxemburg verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

In de overwegingen van de uitspraak is vermeld dat de rechtbank in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL24.9280, het beroep van verzoekster gegrond heeft verklaard. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft echter wel de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand verleend door een derde.

De voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen en de staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9281

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
mede namens haar minderjarige kind:
[Naam kind], geboren op [Geboortedatum kind]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op de grond dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.9280, heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft gegrond verklaard. Om die reden zal het verzoek als ongegrond worden afgewezen.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.