Uitspraak
[naam 2] , tolk in de Engelse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
I. Onderscheid naar afkomst, nationale of etnische afstamming
, aangezien zij afkomstig zijn uit landen die in sociaal-economisch, maatschappelijk en politiek opzicht vergelijkbaar zijn met die van de Europese landen en mede om die reden niet leiden tot ongewenste en ongebreidelde migratiestromen naar Nederland en wezenlijke problemen bij de integratie in de Nederlandse samenleving.”
-economische, maatschappelijke en politieke situatie als Europese landen. Het gaat in het bijzonder om: [20]
-Zeeland;
-Ierland;
-Korea;
-westers” inmiddels ook is verlaten in verband met de onbruikbaarheid daarvan. [21] De rechtbank stelt daarnaast vast dat niet wordt uitgelegd wat onder de factoren sociaal
-economisch, maatschappelijk en politiek moet worden verstaan. Evenmin wordt uitgelegd op grond waarvan deze factoren als Europese landen bindend kunnen worden gezien én op grond waarvan landen die als A
-land zijn aangemerkt vervolgens als soortgelijk kunnen worden gezien aan Europese landen.
-landen, ter rechtvaardiging van het onderscheid met onderdanen van de landen op de A-lijst. Daarbij wordt verwezen naar diverse Kamerstukken en rapporten. De rechtbank stelt vast dat deze Kamerstukken en rapporten een niet eenduidig beeld laten zien wat betreft de integratie van migranten. Ter illustratie moge de Kabinetsreactie [22] op het rapport “Bruggen Bouwen” van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid (commissie Blok) dienen. Het kabinet geeft aan de hoofdconclusie van dit rapport dat “de integratie van veel allochtonen geheel of gedeeltelijk is geslaagd” weliswaar te onderschrijven, maar geeft vervolgens aan “dat van andere grote groepen allochtonen moet worden geconcludeerd dat hun integratie nog niet geheel of geheel niet is geslaagd en dus mislukt is.” Ook wordt in de Kabinetsreactie verwezen naar “een jaarlijkse stroom aan wetenschappelijke informatie over de ontwikkeling van de positie van etnische minderheden en over de migratie”, waarna wordt gesteld dat deze informatie ”de actuele beeldvorming over etnische minderheden en hun integratie nuanceert, maar het bestaan van grote maatschappelijke achterstand en sociale en culturele scheidslijnen niet tegenspreekt.” In de verdere parlementaire behandeling van het wetsvoorstel heeft de rechtbank evenmin een eenduidige, wetenschappelijke onderbouwing kunnen vinden van de in de MvT geschetste wezenlijke integratieproblemen met onderdanen uit de B-landen afgezet tegen een geslaagde integratie van onderdanen uit de A-landen. Zo wordt in de Nota naar aanleiding van het eindverslag bijvoorbeeld opgemerkt dat er een divers beeld is wat betreft ‘nieuwe etnische migrantengroepen’ uit Afghanistan, Irak, Iran, Somalië en voormalig Joegoslavië, zowel qua opleidingsniveau als inter-etnische contacten en deelname aan de arbeidsmarkt. [23]
-en B
-landen komt aldus niet verder dan onduidelijke aannames, negatieve stereotyperingen en/of niet concludent onderbouwde stellingen over onderdanen afkomstig uit “westerse” of “westers
-georiënteerde” landen die geen ongewenste en ongebreidelde migratiestromen naar Nederland en integratieproblemen veroorzaken en onderdanen afkomstig uit “niet
-westerse” of “niet
-westers
-georiënteerde” landen die wel ongewenste en ongebreidelde migratiestromen naar Nederland en wezenlijke integratieproblemen veroorzaken.
-en B
-landen. Een in Japan geboren en getogen accountant met de Ghanese nationaliteit zal een inburgeringsexamen moeten doen voordat zij in het kader van gezinsvorming naar Nederland kan komen. Haar Japanse buurvrouw en collega hoeft dit echter niet. Beide vrouwen wonen en werken in een A-land, waarvan de overheid zegt dat daardoor geen problemen met integratie te verwachten zijn. Toch zal de vrouw met de Ghanese nationaliteit een inburgeringsexamen moeten doen. Niet vanwege haar nationaliteit – de nationaliteit zegt immers niets over het land waar zij is geboren en getogen – maar omdat haar afstamming in Ghana ligt. Het werkelijke onderscheid tussen deze buren is dus waar iemand oorspronkelijk vandaan komt.
wezenlijke integratieproblemen
-landen geen
ongewenste en ongebreidelde migratiestromenen
wezenlijke integratieproblemente verwachten zijn. Met andere woorden, van onderdanen afkomstig uit de B-landen wel, hetgeen iets negatiefs is en met een inburgeringsexamen moet worden voorkomen.
[a]onderdanen van A
-landen, waarbij ook opvalt dat het overgrote deel van de A
-landen een bevolking heeft met een witte huidskleur, en
[b]onderdanen van B
-landen – de rest van de wereld [26] – dat het door verweerder gebruikte onderscheidend criterium naar nationaliteit in werkelijkheid een onderscheid is op afkomst, nationale
enetnische afstamming.
II. Onderscheid naar nationaliteit
-en B
-landen louter zou zijn terug te voeren op nationaliteit, dan is er naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een objectieve en redelijke rechtvaardiging.
-en B
-landen als gevolg van gestelde integratieproblematiek voldoende onderbouwen. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting die onderbouwing evenmin kunnen geven. Reeds daarom kan niet van een
objectieverechtvaardiging worden gesproken.
-vereiste evenmin als rechtvaardiging worden gezien. Deze koppeling is immers een politieke keuze vanuit het bestaande onderscheid tussen mvv
-plichtige landen en niet
-mvv
-plichtige landen. Als strikte noodzaak voor het gemaakte onderscheid om de integratie te bevorderen, kan deze koppeling niet worden gezien. En de tijdens de parlementaire behandeling geuite zorg dat het hanteren van een inburgeringstoets voor onderdanen van A
-landen schadelijk is voor de buitenlandse en economische betrekkingen met die landen [29] , kan tot slot evenmin als een strikte noodzaak voor het gemaakte onderscheid worden gezien.
-en B
-landen niet gebaseerd is op wetenschappelijke onderbouwing, maar op onduidelijke aannames, negatieve stereotyperingen en/of niet concludent onderbouwde stellingen over onderdanen afkomstig uit “westerse” of “westers
-georiënteerde” landen die geen ongewenste en ongebreidelde migratiestromen naar Nederland en integratieproblemen veroorzaken en onderdanen afkomstig uit “niet
-westerse” of “niet
-westers
-georiënteerde” landen die wel ongewenste en ongebreidelde migratiestromen naar Nederland en wezenlijke integratieproblemen veroorzaken. Het doel van het inburgeringsexamen is dus niet enkel gelegen in het bevorderen van de integratie van onderdanen uit de B
-landen, maar ook om ongewenste en ongebreidelde migratiestromen uit die landen tegen te gaan. Het inburgeringsexamen wordt in dat licht ook bewust gezien als selectiemechanisme. [30] Tijdens de parlementaire behandeling van de wet heeft toenmalig minister Verdonk dit nog eens beaamd. Het inburgeringsvereiste was “niet primair gericht op beperking van de (gezins)migratie naar Nederland” maar dat was wel “een belangrijk effect dat redelijkerwijs te voorzien is en dat gelet op het belang van inburgering ook aanvaardbaar is” [31] . Inperking van ongewenste migratiestromen kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een legitiem doel met betrekking tot het gehanteerde onderscheid
ten behoeve van een betere inburgeringworden gezien.
-landen makkelijk in de Nederlandse samenleving integreren dan wel waaruit blijkt dat onderdanen van B
-landen wezenlijke problemen bij het integreren ondervinden. [32] Reeds daardoor kan niet worden gezegd dat het inburgeringsexamen een geschikt en noodzakelijk middel is om het doel, bevorderen van de integratie, te verwezenlijken. Aan de eis van proportionaliteit is dus ook niet voldaan.
-landen te bevorderen.
-of vorming niet lijkt toe te staan. In een zaak tegen Israël oordeelde het CERD als volgt:
-landen gesteld dat vanuit die landen geen ongewenste en ongebreidelde migratiestromen en wezenlijke integratieproblemen te verwachten zijn. Zoals hierboven reeds weergegeven, heeft toenmalig minister Verdonk bevestigd dat een belangrijk neveneffect is dat migratie uit B
-landen beperkt wordt. [36] Nu het inburgeringsvereiste dus tevens een selectiemechanisme is, slaagt deze beroepsgrond van eiseres ook.