Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Inleiding
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 26 februari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had verzocht om een voorlopige voorziening, die op 26 maart 2024 werd toegewezen, zodat hij zijn beroep in Nederland kon afwachten.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 werd het beroep behandeld. Eiser stelde dat hij vreest voor problemen bij terugkeer naar Turkije, omdat hij de president van Turkije beledigd zou hebben. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat het nieuwe element, dat eiser aanvoert, niet relevant is. Eiser heeft nagelaten om de beloofde documenten te overleggen die zijn relaas zouden ondersteunen.
De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvragen zijn om verschillende redenen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een relevant nieuw element dat de eerdere besluiten kan ondermijnen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.