ECLI:NL:RBDHA:2024:5374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.B. Ullah, heeft het Uwv aangeklaagd omdat zij van mening is dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het primaire besluit, genomen op 20 september 2022, stelde dat eiseres met ingang van 30 maart 2022 geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd in stand gehouden na een bezwaarprocedure, waarbij het Uwv op 31 mei 2023 het bezwaar ongegrond verklaarde.
De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2024 behandeld. Eiseres voerde aan dat haar psychische klachten, die onder andere voortkomen uit een wachtlijst voor traumabegeleiding, niet adequaat zijn beoordeeld door de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beroepsgronden van eiseres geen reden geven om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen van de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de psychische klachten van eiseres en dat de door hen vastgestelde beperkingen adequaat zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren, in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. Deze uitspraak biedt inzicht in de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het Uwv.