ECLI:NL:RBDHA:2024:5374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
SGR 23/5113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.B. Ullah, heeft het Uwv aangeklaagd omdat zij van mening is dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het primaire besluit, genomen op 20 september 2022, stelde dat eiseres met ingang van 30 maart 2022 geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd in stand gehouden na een bezwaarprocedure, waarbij het Uwv op 31 mei 2023 het bezwaar ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2024 behandeld. Eiseres voerde aan dat haar psychische klachten, die onder andere voortkomen uit een wachtlijst voor traumabegeleiding, niet adequaat zijn beoordeeld door de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beroepsgronden van eiseres geen reden geven om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen van de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de psychische klachten van eiseres en dat de door hen vastgestelde beperkingen adequaat zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren, in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. Deze uitspraak biedt inzicht in de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. M.B. Ullah,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: mr B.M. de Wolff.

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 30 maart 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Aan het primaire besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 8 juli 2022 en van de arbeidsdeskundige van 18 september 2022 ten grondslag.
Bij besluit van 31 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Aan het bestreden besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 4 mei 2023 en van de arbeidsdeskundige b&b van 30 mei 2023 ten grondslag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Eiseres voert aan dat haar klachten op het psychisch vlak worden onderschat. Volgens eiseres hebben beide verzekeringsartsen nagelaten om informatie in te winnen bij de behandelende psycholoog, waardoor het onderzoek niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Eiseres staat op een wachtlijst voor traumabegeleiding bij Centrum ’45. De psychische klachten zijn dus ernstig. Eiseres betoogt verder dat een urenbeperking aan de orde is in verband met een sterk verminderende energiehuishouding.
1.2
Ten aanzien van het arbeidsdeskundigonderzoek, betoogt eiseres dat zij niet in staat is om functies als telefonist en medewerker callcenter uit te oefenen, in het bijzonder gezien haar beperkte kennis van de Nederlandse taal.
Verder voert eiseres aan dat zij niet in staat is om veel aaneengesloten uren te zitten.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit in beroep gehandhaafd. De verzekeringsarts b&b heeft in het rapport van 24 oktober 2023 gereageerd op de medische stukken van eiseres. Volgens de verzekeringsarts b&b is geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Medische gronden
3.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluit omtrent arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zin gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft op 8 juli 2022 een rapport opgesteld. Dit rapport is gebaseerd op dossierstudie en fysiek spreekuur. Uit het medisch rapport van de primaire verzekeringsarts blijkt dat de eerdere behandeling en medische geschiedenis met betrekking tot de psychische klachten zijn meegenomen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Gelet op het bezwaarschrift en het rapport van de verzekeringsarts b&b van 4 mei 2023, heeft verweerder de klachten van eiseres meegenomen in de medische beoordeling.
3.3
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de beroepsgronden geen reden geven te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank merkt op dat beide verzekeringsartsen uitgaan van het bestaan van psychische klachten. Gelet op de psychische klachten zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van omgaan met conflicten, hanteren van emotionele problemen van anderen, verantwoordelijkheid dragen, werk met veelvuldige deadlines of productiepieken.
3.4
De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts b&b ter zake een nadere toelichting heeft gegeven. Volgens deze verzekeringsarts bevat de overgelegde informatie geen aanwijzingen dat per datum in geding de psychische situatie van eiseres ernstiger was dan tijdens het onderzoek door de primaire verzekeringsarts is vastgesteld. Immers gebleken is dat de psychische situatie van eiseres in december 2021 redelijk stabiel was en eiseres eerder met deze problematiek heeft kunnen werken, en eiseres voorts in 2022 met goed resultaat een intensief traject heeft gevolgd. De rechtbank acht de motivering van de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en overtuigend. De stukken die eiseres heeft ingebracht d.d. 24 augustus 2023 en 29 augustus 2023, dateren van ver na datum in geding, zodat verweerder deze in dit kader buiten beschouwing heeft kunnen laten. Eiseres heeft verder geen (nieuwe) medische stukken overgelegd die kunnen leiden tot een ander oordeel. Het beroep slaagt niet.
3.5
De rechtbank ziet, nu zijdens verweerder op de gestelde klachten en beperkingen is ingegaan en zij daarom geen reden ziet om de daaruit volgende FML onjuist te achten, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder ten onrechte de beperkingen heeft onderschat en ten onrechte geen urenbeperking heeft vastgesteld.
Arbeidsdeskundige gronden
4.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b inzichtelijk gemotiveerd dat de functie telefonist/medewerker callcenter geschikt is voor eiseres. Eiseres heeft een NT2-nivreau. Dit behelst het niveau van Nederlands lezen, schrijven, spreken en luisteren om een mbo-opleiding te kunnen volgen. Eiseres heeft een diploma op Mbo niveau 3, te weten Schoonheidsspecialiste. Haar laatste functie was schoonheidsspecialiste, waarbij volgens de arbeidsdeskundige b&b voor de taakuitvoering goed kunnen communiceren met de klanten noodzakelijk is. De rechtbank acht dan ook navolgbaar dat volgens de arbeidsdeskundige b&b eiseres de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst.
4.2
De rechtbank is verder van oordeel dat de beperking van eiseres ten aanzien van langdurig aaneengesloten zitten voldoende is meegenomen, en dat nu de geselecteerde functies op dat punt geen signaleringen opleveren, de functies op dat punt de belastbaarheid van eiseres, niet overschrijden. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat bij deze functies de mogelijkheid bestaat de houding te wisselen door te staan.
4.3
Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.