ECLI:NL:RBDHA:2024:5327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/09/651696 / FA RK 23-5579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot gezamenlijk gezag en omgang in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van een minderjarig kind, geboren in 2016. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag over het kind en om een omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet op de zitting is verschenen en dat er al jaren geen communicatie tussen de ouders heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, omdat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewijzen.

Daarnaast heeft de rechtbank ook het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewijzen. De rechtbank oordeelde dat er geen betrouwbare omgangsregeling kan worden vastgesteld, gezien de onbereikbaarheid van de vader en het feit dat het kind al geruime tijd geen contact met de vader heeft gehad. De rechtbank benadrukte het belang van een betrouwbare en veilige omgang voor het kind en besloot dat het verzoek tot omgang niet in het belang van het kind is.

Ten slotte heeft de rechtbank de vader veroordeeld in de proceskosten van de moeder, omdat hij niet op de zitting is verschenen en geen goede reden heeft gegeven voor zijn afwezigheid. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.102,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5579
Zaaknummer: C/09/651696
Datum beschikking: 2 april 2024

Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 5 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.R. Weegenaar in ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Uzumcu in Rijswijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 30 augustus 2023 van de moeder, met bijlage.
Op 4 maart 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] woont bij de moeder.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
  • te bepalen hem mede met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten;
  • een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en de vader, inhoudende dat Elise twee uur in een weekend per twee weken (om het weekend) bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
  • voornoemde omgangsregeling na twee maanden uit te breiden tot (uiteindelijk) een weekend per twee weken (om het weekend een weekend), waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
De vader wil graag mede met het gezag over [minderjarige] worden belast. Hij wil graag een bijdrage leveren aan de zorg en opvoeding van [minderjarige] .
De moeder voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek van de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253c eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van de kinderen, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Dit verzoek wordt op grond van het tweede lid van voornoemd artikel slechts afgewezen indien a) er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) afwijzing anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is echter wel vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. De rechtbank acht de ouders hiertoe niet in staat. Er is al jaren geen enkele vorm van communicatie tussen de ouders. Daarbij komt dat de vader niet op de zitting is verschenen en zelfs voor zijn advocaat onbereikbaar is. De advocaat van de vader heeft op de zitting aangegeven dat het telefoonnummer van de vader is afgesloten en dat de vader niet op zijn e-mails of brieven reageert. Ook de e-mail van de advocaat naar de zus van de vader is onbeantwoord gebleven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is omdat het voor de moeder onmogelijk is om met de vader in contact te treden of te overleggen om gezagsbeslissingen te kunnen nemen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten afwijzen.
Omdat de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast blijft, wordt in het vervolg van de beschikking gesproken over de omgang.
Omgang
De vader voert het volgende aan. In 2017 is de relatie tussen de ouders verbroken, maar er was langere tijd sprake van regelmatig contact en omgang tussen [minderjarige] en de vader. Sinds de nieuwe relatie van de vader is het contact gestopt. De vader heeft vorig jaar een poging gedaan om het contact te herstellen, maar dit is niet tot stand gekomen doordat hier geen constructieve reactie van de moeder op kwam.
De moeder voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek van de vader.
Op grond van artikel 1:377a eerste lid BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staan. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechtbank ontzegt, voor zover relevant, het recht op omgang slechts, indien omgang ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van het kind, of indien de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat kennelijk ongeschikt of niet in staat moet worden geacht tot omgang, of indien omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind..
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het in beginsel van belang is dat [minderjarige] contact heeft met beide ouders en dus ook met de vader. Voor [minderjarige] is het daarbij echter wel nodig dat zij erop kan vertrouwen dat de vader zich aan de afspraken houdt en bereikbaar is. In de zich nu voordoende situatie zijn er geen mogelijkheden om een betrouwbare (begeleide) omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen. [minderjarige] heeft de vader nu al geruime tijd niet meer fysiek ontmoet en gelet op deze afwezigheid en de onbereikbaarheid van de vader is de rechtbank van oordeel dat omgang in ieder geval anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De rechtbank wil ook voorkomen dat de vader plotseling in het leven van [minderjarige] verschijnt en omgang kan eisen. De rechtbank acht dat in strijd is met het belang van [minderjarige] . De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afwijzen.
De rechtbank gaat ervan uit dat, zodra [minderjarige] hier behoefte aan heeft, eventueel met hulpverlening rondom [minderjarige] wordt bezien, of wanneer en op welke manier de omgang tussen [minderjarige] en de vader kan worden opgestart.
Proceskosten
Ingevolge artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 237 en verder Rv bezien, kan de rechtbank – al dan niet ambtshalve – een proceskostenveroordeling uitspreken.
In verzoekschriftprocedures tussen ex-partners wordt terughoudend omgegaan met een proceskostenveroordeling om te voorkomen dat de relatie tussen partijen verder wordt belast. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten doorgaans worden gecompenseerd, in die zin dat iedere ouder zijn of haar eigen proceskosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken, bijvoorbeeld indien kosten zijn ontstaan door een onredelijke houding van de wederpartij. Deze nodeloze kosten kunnen dan ten laste worden gebracht van de partij die deze heeft veroorzaakt. In onderhavig geval ziet de rechtbank reden om de vader te veroordelen in de proceskosten. De vader is een procedure gestart, maar is niet op de zitting verschenen en ook voor zijn advocaat onbereikbaar gebleken. In het geval de vader in de onmogelijkheid was om te verschijnen dan wel op berichten van zijn advocaat te reageren, had verwacht mogen worden dat de zus van de vader daaromtrent had bericht. Omdat de vader na het indienen van het verzoekschrift niets meer van zich heeft laten horen zonder dat daarvoor een goede reden is gegeven, zijn de verzoeken van de vader afgewezen. De rechtbank acht het in deze situatie redelijk dat de vader de kosten van de moeder vergoedt. Deze kosten worden berekend aan de hand van het liquidatietarief en bedragen:
Griffierecht € 86,00
Salaris advocaat (2pt x € 508) € 1.016,00
Totaal: € 1.102,00

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken ten aanzien van het gezag en de omgang af;
veroordeelt de vader in de proceskosten, aan de zijde van de moeder tot op heden begroot op € 1.102,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de 14e dag na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.H. Reintjes als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!