ECLI:NL:RBDHA:2024:5265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
NL24.11508 en NL24.11509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Congolese eiser met problemen in verband met politieke vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024, met zaaknummers NL24.11508 en NL24.11509, wordt het beroep van een Congolese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 16 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, werd op 8 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.

Eiser stelt dat hij vanwege zijn werk als beveiliger voor een politicus in Congo, die vermoord is, vreest voor zijn leven bij terugkeer. Hij heeft verklaard dat hij na de moord op de politicus bedreigd werd en dat zijn huis en kiosk zijn verwoest. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van eisers verklaringen terecht in twijfel heeft getrokken, vooral gezien de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en de stempels in zijn paspoort.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, en mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier, en is openbaar gemaakt op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.11508 en NL24.11509
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 16 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 8 maart 2024 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op
3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, F. Karekezi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1990. Hij heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar Congo voor zijn leven moet vrezen. Eiser zou als beveiliger hebben gewerkt voor een politicus in campagnetijd. Deze politicus is vermoord door twee mannen die op een scooter zaten en met wie hij in gesprek was. Eiser zou dit gezien hebben. Hij is vervolgens in het ziekenhuis gewaarschuwd dat hij ook werd gezocht. Toen eiser thuis kwam, bleek zijn kiosk uitgebrand te zijn, zijn huis overhoop te zijn gehaald en zijn familie- en gezinsleden te zijn verdwenen. Eiser zou daarna naar Burundi zijn gevlucht waar hij een bekende tegenkwam die aangaf dat er een bevel ligt om eiser op te pakken. Eiser zag zich daarom gedwongen te vluchten. Eiser heeft tot slot verklaard dat hij problemen heeft gehad in Congo omdat een van zijn ouders en zijn vrouw Rwandees zijn. Mensen uit de gemeenschap zouden daarom denken dat eiser bij een Rwandese rebellengroep hoort die tegen Congolezen vecht.
2.1. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen. Verweerder vindt het geloofwaardig dat eiser deels Rwandees is, maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege discriminatie een vrees voor vervolging heeft. Verweerder vindt de gestelde problemen door het werk als beveiliger, waarbij hij getuige zou zijn geweest van de moord op een politicus, ongeloofwaardig. Uit het paspoort van eiser blijkt dat hij tijdens de moord niet in Congo was en ook zijn eisers verklaringen tegenstrijdig met de stempels uit zijn paspoort. Verder werpt verweerder onder meer tegen dat eiser op verschillende vlakken tegenstrijdig en summier heeft verklaard. Verweerder neemt tot slot aan dat eiser in zijn voormalige woonplaats een reëel risico loopt op ernstige schade, maar stelt zich op het standpunt dat er voor eiser een binnenlands beschermingsalternatief is.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat verweerder de problemen door zijn werkzaamheden als beveiliger ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Hij verwijst allereerst naar wat hij eerder naar voren heeft gebracht in zijn zienswijze. Verder voert eiser aan dat verweerder de tegenwerpingen over zijn paspoort niet kan handhaven. Hij heeft uitgelegd dat in de grensregio vaak wordt afgezien van stempels bij mensen die de grenzen regelmatig overgaan. Uit het ontbreken van de stempels blijkt dus niet dat hij tijdens de moord niet in Congo was en dat zijn verklaringen tegenstrijdig zijn met de gegevens uit zijn paspoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat zij uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de zienswijze niet kan afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen.
4.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser door zijn werk als beveiliger niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Stempels in het paspoort
4.2.
Verweerder heeft allereerst tegengeworpen dat uit de stempels in eisers paspoort (hierna: de stempels) blijkt dat hij op het moment van de moord op de politicus (december 2023) niet meer in Congo verbleef en dat zijn verklaringen over zijn verblijfsplaats tegenstrijdig zijn met de stempels. Eiser heeft hier tegenover gesteld dat in de praktijk niet altijd een stempel in het paspoort wordt gezet bij personen die in de grensregio wonen en vaak tussen deze landen reizen.
4.3.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het paspoort van eiser blijkt dat er niet elke keer een in- én uitreisstempel is geplaatst op het moment dat eiser de grens is overgestoken. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op het feit dat er een Congolese inreisstempel van 17 maart 2023 in het paspoort staat, maar dat de bijbehorende uitreisstempel van de Burundese autoriteiten ontbreekt. Dit sluit volgens de rechtbank dus niet uit dat het mogelijk is om zonder een in- óf uitreisstempel de grens over te steken in de betreffende regio, zoals eiser betoogt. Dit neemt echter niet weg dat er na de inreisstempel van de Burundese autoriteiten van 26 september 2023 (grensovergang met Rwanda) geen enkele stempel in het paspoort van eiser staat die onderbouwt dat hij kort voor de moord op de politicus (december 2023) van Burundi naar Congo is gereisd. Er ontbreekt zowel een in- als uitreisstempel. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat over de reisbewegingen van eiser meer onduidelijkheden zijn ontstaan vanwege eisers verklaringen tijdens de zitting. Eiser heeft tijdens de zitting namelijk verklaard dat hij kort voor de moord op de politicus niet met zijn paspoort maar met een laissez-passer, die geldig was tussen april 2023 en oktober 2023, de grens tussen Burundi en Congo over is gestoken. Zoals verweerder tijdens de zitting terecht heeft gesteld, heeft eiser dit op zitting pas voor het eerst verklaard en komt dit niet overeen met de uitleg die eiser eerder in de procedure gaf over het ontbreken van de stempels. Daar komt nog bij dat eiser het verhaal over de laissez-passer niet heeft onderbouwd met stukken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de stempels en de verklaringen van eiser over zijn reisbewegingen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.
Overige tegenwerpingen
4.4.
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder, naast de hierboven besproken tegenwerpingen, een groot aantal andere punten heeft tegengeworpen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder is in de besluitvorming uitgebreid ingegaan op deze belangrijke punten, maar eiser heeft deze tegenwerpingen in beroep niet gemotiveerd bestreden. Voor zover eiser het niet eens is met die tegenwerpingen, kan de rechtbank uit de beroepsgronden dus niet afleiden waarom die tegenwerpingen onjuist zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).