ECLI:NL:RBDHA:2024:5247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/09/661168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een kort geding inzake zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024 in een kort geding uitspraak gedaan over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit een huwelijk dat inmiddels is ontbonden. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, aangesproken om de zorgregeling na te komen zoals eerder bepaald in een beschikking van de rechtbank. De vrouw vorderde dat de man zou worden veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom als sanctie voor het niet naleven hiervan. De man heeft echter verweer gevoerd en een bijzondere curator voor de kinderen gevorderd, die de belangen van de kinderen zou behartigen in de bodemprocedure die hij had aangespannen om de zorgregeling te wijzigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd geen contact is geweest tussen de vrouw en de kinderen, en dat de kinderen beter in hun vel zitten zonder contact met de vrouw. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw afgewezen en in plaats daarvan een bijzondere curator benoemd, mw. drs. A. van Teijlingen, om de belangen van de kinderen te behartigen en hen te ondersteunen in het contact met de vrouw. De bijzondere curator zal binnen zes weken verslag uitbrengen aan de rechtbank en partijen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/661168 / KG ZA 24-104
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,
tegen:
[de man]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie en de door de vrouw ingediende producties;
- de op 29 februari 2024 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Door de man is bij brief van 21 februari 2024 verzocht om de kinderen te horen.
De rechtbank heeft bij e-mailbericht van 22 februari 2024 laten weten dat kinderen in het kader van een kort geding in beginsel niet worden uitgenodigd voor een gesprek.
1.3.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Uit hun huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , en
  • [minderjarige 2] , op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] ,
hierna samen: de kinderen.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 februari 2023, aangevuld bij beschikking van 16 maart 2023, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder zijn er beslissingen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling genomen voor de situatie dat de vrouw nog niet over zelfstandige woonruimte beschikt en voor de situatie dat zij die wel heeft. Omdat de vrouw inmiddels over zelfstandige woonruimte beschikt, geldt volgens de beschikking nu het navolgende:
“bepaalt dat – zodra de vrouw over zelfstandige woonruimte beschikt waar zij zich kan inschrijven – [minderjarige 1] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw en [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
bepaalt dat – zodra de vrouw beschikt over zelfstandige woonruimte waar zij zich ook kan inschrijven – [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw zullen zijn met het wisselmoment op maandag om 19.00 uur, waarbij de ouders in onderling overleg in het traject ouderschapsbemiddeling nadere afspraken kunnen maken;”
Ook is er een uitgebreide zorgverdeling bepaald voor de vakanties en feestdagen en zijn partijen verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding om deel te gaan nemen aan een traject Ouderschapsbemiddeling. .
Ten aanzien van de kindrekeningen is het volgende bepaald:
“bepaalt dat de vrouw dient mee te werken aan het binnen drie maanden na heden openen van twee bankrekeningen voorzien van een BEM clausule, één op naam van [minderjarige 1] en één op naam van [minderjarige 2] , en gelast de vrouw om € 3.050,14 per kind op iedere nieuwe rekening te storten;”
2.3.
Jeugdformaat heeft bij eindverslag van 10 januari 2024 bericht dat het traject Ouderschapsbemiddeling niet van start is gegaan.
2.4.
De kinderen verblijven op dit moment beiden bij de man. De vrouw heeft ruim een jaar geen contact meer gehad met [minderjarige 2] . Tussen [minderjarige 1] en de vrouw is het contact rond augustus 2023 geëindigd.
2.5.
De man heeft op 1 maart 2024 een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank met het verzoek de zorgregeling te wijzigen. De zaak is ingeboekt onder zaaknummer C/09/662295, FA RK 24-1528.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – de man te veroordelen om de zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 22 februari 2023 na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat hij dit nalaat, dan wel een beslissing te nemen over het opstarten van de zorgregeling op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. Het contact van de vrouw met de kinderen ligt inmiddels al langere tijd stil. Het traject Ouderschapsbemiddeling heeft niet tot ruimte voor hervatting van contact geleid. De vrouw acht het in het belang van de kinderen dat er op korte termijn weer contact zal zijn tussen haar en de kinderen.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De man vordert – zakelijk weergegeven en na wijziging – :
  • een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen, die advies zal geven over de wijze van invulling van contact tussen de vrouw en de kinderen in een bodemprocedure;
  • de vrouw te gelasten binnen twee dagen na dit vonnis aan te tonen dat zij voor beide kinderen een aparte bankrekening heeft geopend met BEM clausule, waarop zij een bedrag van € 3.050,- heeft gestort, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
3.5.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. De man acht het in het belang van de kinderen dat zij in rechte vertegenwoordigd worden door een bijzondere curator. Deze bijzondere curator dient in gesprek met de kinderen te kijken wat een passende vorm van contact tussen de vrouw en de kinderen is. De bijzondere curator kan in de bodemprocedure rapporteren. Daarnaast wil de man dat de vrouw de echtscheidingsbeschikking nakomt ten aanzien van de kindrekeningen. De vrouw heeft tot op heden niet aan de man aangetoond dat zij een kindrekening heeft geopend en evenmin dat zij het spaargeld van de kinderen daarop heeft gestort. Volgens de man moet hier duidelijkheid over komen.
3.6.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen ten aanzien van de zorgregeling en het benoemen van een bijzondere curator zullen hierna samen worden behandeld, gelet op de onderlinge samenhang van deze vorderingen.
4.2.
Als uitgangspunt geldt dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling moet worden nagekomen. Het wordt immers in het belang van de kinderen geacht dat zij contact hebben met beide ouders. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat de zorgregeling niet (meer) in het belang van de kinderen moet worden geacht. De man heeft zich op deze omstandigheden beroepen. Volgens hem zijn de kinderen, vanaf het moment dat er geen contact meer is met de vrouw, veel beter in hun vel gaan zitten en is er meer rust voor hen gekomen. Hij meent dat de kinderen op dit moment niet naar de vrouw toe willen omdat ze slechte herinneringen hebben aan de vrouw. De vrouw betwist dat sprake is geweest van een zorgelijke situatie bij haar thuis.
4.3.
Omdat er al langere tijd geen contact is geweest tussen de vrouw en de kinderen, en er volgens de man weerstand is bij de kinderen, is onverkorte nakoming van de
co-ouderschapsregeling nu niet aan de orde. De voorzieningenrechter ziet ook geen ruimte om nu een voorlopige zorgregeling te bepalen, omdat er eerst meer zicht moet komen op de ruimte bij de kinderen voor contact. De vorderingen van de vrouw worden daarom afgewezen.
4.4.
Op de zitting is wel gebleken dat beide partijen bereid zijn om te laten onderzoeken op welke manier het contact van de kinderen met de vrouw hervat kan worden. De man heeft in dat kader gevorderd dat een bijzondere curator wordt benoemd. De vrouw heeft zich niet verzet tegen toewijzing van deze vordering. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen om een bijzondere curator te benoemen. Ook is er een grond voor deze benoeming aanwezig als bedoeld in artikel 1: 250 Burgerlijk Wetboek (BW). De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen dat zij een deskundige vertrouwenspersoon krijgen toegewezen die hun belangen kan behartigen en hen kan vertegenwoordigen. Omdat de Ouderschapsbemiddeling niet van de grond is gekomen, biedt deze benoeming de kinderen ruimte om hun verhaal kwijt te kunnen en kan er worden gekeken op welke manier het contact van hen met de vrouw weer op gang kan worden gebracht.
4.5.
De bijzondere curator zal als eerste met de kinderen in gesprek gaan en vervolgens met partijen en eventueel met derden. Daarbij staat het de bijzondere curator vrij om tussen de vrouw en de kinderen te bemiddelen en te proberen tot een door alle betrokkenen gedragen oplossing te komen. De bijzondere curator wordt ten behoeve van de bodemprocedure benoemd en dient in die procedure te rapporteren. De voorzieningenrechter verzoekt partijen om deze beschikking, met daarin de benoeming van de bijzondere curator, ook in de bodemprocedure in het geding te brengen.
4.6.
Op de zitting hebben partijen toestemming gegeven om de benodigde persoonsgegevens aan de bijzondere curator te verstrekken. Na de zitting heeft de griffier contact gehad met mw. A. van Teijlingen en zij is bereid gevonden om als bijzondere curator op te treden. De bijzondere curator wordt verzocht om ten behoeve van de bodemprocedure binnen zes weken haar verslag aan de rechtbank en aan partijen toe te sturen. Vervolgens krijgen partijen de gelegenheid om hierop te reageren.
in conventie
4.7.
De vrouw heeft geen concrete reden aangevoerd waarom de man in de kosten van deze procedure veroordeeld moet worden. Deze vordering wordt daarom bij gebrek aan belang afgewezen. Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, bepaalt de voorzieningenrechter dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
in reconventie
4.8.
Uitgangspunt is dat in spoedeisende aangelegenheden de voorzieningenrechter bevoegd is een ordemaatregel te treffen. De man heeft niets gesteld over het spoedeisende belang van zijn vordering over de bankrekeningen van de kinderen. Omdat ook verder niet is gebleken van een spoedeisend belang, wordt deze vordering daarom afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
benoemt ten behoeve van de bodemprocedure met zaaknummer C/09/662295, FA RK 24-1528 tot bijzondere curator over de kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] ,
mevrouw drs. A. van Teijlingen ,
kantoorhoudende te:
[adres]
bepaalt dat partijen een kopie van hun processtukken aan de bijzondere curator zullen toesturen;
bepaalt dat de bijzondere curator ten behoeve van de bodemprocedure binnen zes weken schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en aan partijen, en daarbij advies zal geven over de wijze van invulling van contact tussen de vrouw en de kinderen;
bepaalt dat partijen:
- de man, bereikbaar via telefoonnummer [telefoonnummer 1] ,
en e-mail [email-adres 1] ,
en
- de vrouw, bereikbaar via telefoonnummer [telefoonnummer 2] ,
en e-mail [email-adres 2] ;
binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, in de bodemprocedure hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de wederpartij te worden toegezonden;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Vliet en in het openbaar uitgesproken op
14 maart 2024.
IMT