ECLI:NL:RBDHA:2024:5237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/09/657946 / FA RK 23-8903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheiding van partijen

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Arslan, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de minderjarige aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. G. Alkilic, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw, met name tegen de alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en e-mailcorrespondentie, en heeft de zaak op 11 januari 2024 behandeld tijdens een zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de woning al heeft verlaten, waardoor het verzoek van de vrouw om de man te bevelen de woning voor 1 januari 2024 te verlaten niet meer relevant was. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw, die niet zijn weersproken, toegewezen en bepaald dat de man de woning niet langer mag betreden. Tevens is de minderjarige aan de vrouw toevertrouwd. De rechtbank heeft een voorlopige kinderalimentatie van € 250,- per maand vastgesteld, ingaande op 5 december 2023, en de verzoeken van de man om een zorgregeling zijn in overleg met de vrouw besproken.

De rechtbank heeft het verzoek om partneralimentatie van de vrouw afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de draagkracht van de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en elke partij draagt zijn eigen proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Visser, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8903
Zaaknummer: C/09/657946
Datum beschikking: 25 januari 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 5 december 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te ’ [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. F. Arslan te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te ’ [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G. Alkilic te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het e-mailbericht van 8 december 2023 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 10 januari 2024 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 11 januari 2024 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat en bijgestaan door S. Aydos-Brandsma, tolk Turks;
  • de man met zijn advocaat en bijgestaan door E. Aydin, tolk Turks;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage.
Van de zijde van de man is op de zitting een draagkrachtberekening overgelegd.
De minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 te ’ [geboorteplaats] , ( [minderjarige] ) heeft op 3 januari 2024 in een kindgesprek zijn mening kenbaar gemaakt.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te ’ [plaats] , met het bevel dat de man die woning voor 1 januari 2024 dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 750,- per maand wordt vastgesteld, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de verzochte kinder- en partneralimentatie, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens verzoekt de man zelfstandig dat een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige] wordt vastgesteld, in die zin dat hij iedere vrijdagavond tot zondag bij de man verblijft; een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning en toevertrouwing minderjarige
De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning en om [minderjarige] aan haar toe te vertrouwen. De man heeft zich ten aanzien van deze verzoeken gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de man aangevoerd dat hij de woning al heeft verlaten, zodat de vrouw geen belang heeft bij de bepaling dat de man de woning voor
1 januari 2024 moet verlaten.
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw als niet weersproken, op de wet gegrond en in het belang van [minderjarige] toewijzen als na te melden. Omdat niet in geschil is dat de man de woning al heeft verlaten, zal de rechtbank enkel bepalen dat de man de woning niet langer mag betreden.
Zorgregeling
Beide ouders willen graag dat er een zorgregeling komt waarbij [minderjarige] de man op regelmatige basis zal zien. De vrouw heeft zich verzet tegen de omvang van de verzochte regeling. Volgens haar is [minderjarige] er niet aan toe om bij de man te overnachten, na het incident op 5 december 2023 en andere incidenten die tijdens de samenleving van partijen hebben plaatsgevonden. Gebleken is dat er nu af en toe telefonisch contact tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt. De man heeft op de zitting ingestemd om via een opbouwregeling het verdere contact met [minderjarige] te hervatten.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de zorgregeling per [datum 1] 2024 zal worden opgestart met een contactmoment van ongeveer twee uur, van 12.00 uur tot 14.00 uur. [minderjarige] kan dan bij zijn vader lunchen. Vervolgens zal er in beginsel wekelijks op de zondag contact zijn, waarbij het contactmoment op [datum 2] 2024 ongeveer van 12.00 uur tot 15.00 uur zal zijn en daarna in ieder geval wekelijks op de zondag van 12.00 uur tot 16.00 uur.
De man heeft op de zitting zijn adres aan de vrouw doorgegeven. Volgens hem kan [minderjarige] zelf naar de man toe komen fietsen. Als dat gewenst is, zal de man [minderjarige] voorafgaand aan het eerste contactmoment ophalen bij de vrouw. Partijen zullen hier in overleg met [minderjarige] verder afspraken over maken.
Het staat partijen vrij om gaandeweg de maanden het contact tussen de man en [minderjarige] verder uit te breiden, zolang dit in het belang van [minderjarige] is.
Kinderalimentatie
Op de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een door de man te betalen bijdrage ten behoeve van [minderjarige] . Partijen hebben afgesproken dat de man voorlopig
€ 250,- per maand aan de vrouw zal voldoen als kinderalimentatie. De rechtbank zal deze afspraak als op de wet gegrond en in het belang van [minderjarige] vastleggen.
De vrouw heeft geen ingangsdatum voor de kinderbijdrage verzocht. De man heeft de echtelijke woning per 5 december 2023 verlaten. Niet in geschil is dat de man nadien geen kinderbijdrage heeft voldaan. De rechtbank ziet hierin aanleiding te bepalen dat de man per 5 december 2023 een kinderbijdrage verschuldigd is.
Omdat partijen zijn overeengekomen dat de man voorlopig € 250,- zal betalen, zal de rechtbank de bijdrage zo vaststellen dat deze geïndexeerd naar 2024 € 250,- per maand bedraagt.
Partneralimentatie
Uitgangspunt is dat er een (voorlopige) partneralimentatie kan worden vastgesteld als er aan de kant van de alimentatiegerechtigde behoefte is en aan de kant van de alimentatieplichtige draagkracht. Het ligt op de weg van de alimentatiegerechtigde om eerst gemotiveerd te stellen hoe hoog de behoefte en behoeftigheid is, voordat naar de draagkracht van de alimentatieplichtige wordt gekeken.
Zoals op zitting is besproken, heeft de vrouw niets gesteld over een netto gezinsinkomen, over de kosten van [minderjarige] en evenmin over de hoogte van haar huwelijksgerelateerde behoefte. Evenmin heeft zij gesteld wat haar eigen inkomsten over 2023 waren en of er behoeftigheid resteert.
Volgens de man is het verzoek om een partneralimentatie onvoldoende onderbouwd en moet dit afgewezen worden.
De rechtbank zal het verzoek tot vaststelling van een partneralimentatie afwijzen, omdat onvoldoende is gesteld dat er sprake is van behoefte aan de kant van de vrouw. De overgelegde stukken rond de aanvraag van een WW-uitkering voor de vrouw zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een huwelijksgerelateerde behoefte waarin door de man moet worden voorzien.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] en beveelt mitsdien dat de man die woning verder niet mag betreden;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2010 te ’ [geboorteplaats] ,
aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
bepaalt dat de man voorlopig gerechtigd is om de minderjarige bij zich te hebben:
  • op zondag [datum 1] 2024 van 12.00 uur tot 14.00 uur;
  • op zondag [datum 2] 2024 van 12.00 uur tot 15.00 uur;
  • op zondag [datum 3] 2024 van 12.00 uur tot 16.00 uur ;
en vervolgens wekelijks op zondag gedurende in ieder geval vier uur per keer;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 5 december 2023 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] van € 236,- per maand zal betalen, welke bijdrage per 1 januari 2024 op grond van de wettelijke indexering € 250,- bedraagt, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan
door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 25 januari 2024.