ECLI:NL:RBDHA:2024:5231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/09/644774 / FA RK 23-2097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met een beslissing over het huwelijksvermogen naar Burundees recht

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, beiden met de Nederlandse nationaliteit, die in Burundi zijn gehuwd. De vrouw had op 20 maart 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet is betwist, en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. Daarnaast is er een beslissing genomen over de verdeling van de schulden die zijn ontstaan tijdens het huwelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding en dat het Burundese recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, aangezien de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting in Burundi hebben gevestigd. Vanaf november 2016 is het Nederlands recht van toepassing geworden op het huwelijksvermogensregime. De rechtbank heeft geoordeeld dat beide partijen hoofdelijk draagplichtig zijn voor de schulden aan DUO en UAF, die zijn aangegaan ten behoeve van het huishouden. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij de eigen proceskosten draagt en heeft het verzoek van de vrouw om de schulden gelijkelijk te verdelen toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2097 (echtscheiding) en FA RK 23-5410 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/644774 (echtscheiding) en C/09/651384 (verdeling)
Datum beschikking: 8 februari 2024

Scheiding

Beschikking op het op 20 maart 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman te Leiderdorp.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 9 juni 2023 met als bijlage de huwelijksakte, van de zijde van de vrouw;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier van 29 december 2023 met bijlage van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 3 januari 2024 met bijlage van de zijde van de man.
Op 11 januari 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat en bijgestaan door H.C. de Man, tolk Frans;
  • de man met zijn advocaat.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdag] 2000 te [plaats] (Burundi).
  • Uit het huwelijk zijn twee inmiddels meerderjarige kinderen geboren.
  • De man en de vrouw hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
  • Op het moment van huwelijkssluiting hadden zij beiden de Burundese nationaliteit.
  • De vrouw heeft zich in 2005 in Nederland gevestigd, de man in november 2006.
  • Partijen zijn gehuwd zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met een nevenvoorziening tot bepaling dat de man in de interne verhouding tussen partijen bij helfte draagplichtig is voor de bestaande schuld aan DUO, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad en met compensatie van de proceskosten.
De man voert – onder referte voor de echtscheiding–verweer tegen de verzochte nevenvoorziening, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man voorwaardelijk verzocht, indien de rechtbank de nevenvoorziening toewijst, te bepalen dat de vrouw bij helfte draagplichtig is voor de schuld van de man bij UAF, ontstaan vanaf het moment dat artikel 7 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1973 van toepassing werd, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Verdeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de gemeenschap.
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.
Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Burundese recht, omdat de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Burundi en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.
Tussen partijen staat vast dat de vrouw zich in 2005 in Nederland heeft gevestigd. Volgens het overgelegde uittreksel uit de basisregistratie personen van de gemeente Den Haag heeft de man zich per [datum] 2007 ingeschreven bij de gemeente Den Haag. Niet in geschil tussen partijen is dat de man zich samen met de kinderen van partijen in november 2006 in Nederland heeft gevestigd. Partijen zijn het er ook over eens dat zij per november 2016 samen meer dan tien jaar hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
Vanaf dat moment doet zich de situatie zoals genoemd in artikel 7, tweede lid, onder 2 van het Verdrag voor. Dit wordt het ‘wagonstelsel’ genoemd.
Samengevat geldt voor partijen dat sinds hun huwelijkssluiting op [huwelijksdag] 2000 Burundees recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en dat vanaf november 2016 Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime. Het Nederlands recht beheerst alleen de goederen die de echtgenoten ná de wijziging, dus vanaf november 2016, tot de datum van ontbinding van de gemeenschap, te weten 20 maart 2023 hebben verkregen. De eerder verkregen goederen blijven vallen onder het recht waaronder zij zijn verkregen, het Burundese recht.
Omgang van de huwelijksgemeenschap
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum
20 maart 2023, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling. Partijen hebben op de zitting aangegeven dat hun huwelijkse vermogen is verdeeld. Er resteren enkel nog twee schulden, waar een beslissing over wordt verzocht:
  • de schuld van de vrouw aan DUO, aangegaan per 2009;
  • de schuld van de man aan UAF, aangegaan per december 2013.
De schulden van partijen bij DUO en UAF zijn aangegaan in de periode dat het Burundese huwelijksvermogen van toepassing was op het huwelijksvermogen.
Burundees huwelijksvermogensrecht
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht op welke wijze het huwelijksvermogen naar Burundees recht verdeeld moet worden. De rechtbank heeft hierbij artikel 126 van de Personal and Family Code tot uitgangspunt genomen:
Each of the spouses has the power to carry out any absolutely necessary legal transaction to the detriment of the household. Any debt thus incurred by one spouse binds the other jointly and severally, subject to the latter's right to appeal in the event of abuse.Vertaling volgens google translate:
Elk van de echtgenoten heeft de bevoegdheid om elke absoluut noodzakelijke juridische transactie uit te voeren ten nadele van het huishouden. Elke schuld die aldus door de ene echtgenoot wordt aangegaan, bindt de andere hoofdelijk, onder voorbehoud van het recht van laatstgenoemde om in beroep te gaan in geval van misbruik.
Op de zitting hebben partijen op deze bepaling uit het Burundese familiewetboek gereageerd.
Volgens de vrouw valt de lening bij DUO onder de noodzakelijke kosten van huishouden. De vrouw is in 2009 met een studie begonnen. Om deze te kunnen bekostigen en de kosten van het huishouden te dragen, heeft zij een lening aangevraagd bij DUO. De man werkte in die periode maar zijn inkomen was ontoereikend om volledig in de kosten van het gezin en de studie te voorzien. Nadat partijen in 2013 uit elkaar zijn gegaan, is de vrouw nog enkele jaren blijven lenen om in de kosten van levensonderhoud te voorzien.
Volgens de man valt de lening bij DUO niet, of slechts ten dele, onder de kosten die absoluut noodzakelijk zijn aangegaan voor het huishouden. De man is gaan werken toen hij in Nederland kwam. Door gebrek aan de juiste documenten heeft hij een periode niet kunnen werken. Daarna is hij wel weer gaan werken en heeft hij bijgedragen in de kosten van de huishouding. De man heeft aangevoerd dat de vrouw de aanvraag voor de lening zelf heeft gedaan en dat hij geen invloed heeft gehad op de hoogte van het door de vrouw geleende bedrag. Toen de man in 2013 wegging uit de gezamenlijke woning, heeft hij zijn eigen huishouding moeten opzetten en bekostigen. Hij is toen gaan studeren en een lening bij UAF aangegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de beide leningen zijn aan te merken als leningen die zijn aangegaan ten behoeve van het huishouden. Tussen partijen was niet in geschil dat het inkomen van de man ontoereikend was om in alle kosten van de gezamenlijke huishouding van partijen te voorzien. De man wist dat de vrouw toen is gaan lenen om zowel haar studie als het huishouden te bekostigen. Hij heeft ervoor gekozen om zich niet te bemoeien met de lening en hij heeft er geen bezwaar tegen gemaakt. Door geen van partijen is concreet gesteld welk bedrag van de lening bij DUO voor het huishouden is aangewend en welk bedrag voor de studie van de vrouw. Omdat partijen er samen voor hebben gekozen dat de vrouw zou gaan studeren en lenen, is de rechtbank van oordeel dat de schuld volledig aangemerkt moet worden als een schuld die ten behoeve van het huishouden is aangegaan.
De vrouw heeft niet weersproken dat ook de schuld van de man is aangegaan ten behoeve van het huishouden van de man en om zijn studie te bekostigen. Naar het oordeel van de rechtbank valt ook deze schuld daarmee volledig onder de kosten die noodzakelijkerwijs zijn gemaakt ten behoeve van het huishouden. Dat betekent dat beide leningen beide echtgenoten naar Burundees recht hoofdelijk binden.
Ook naar Nederlands recht geldt dat beide partijen voor een gelijk deel de schulden dienen te dragen, tenzij zij schriftelijk andere afspraken hierover hebben gemaakt of de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling met zich brengen. Niet is gesteld of gebleken dat partijen schriftelijk afspraken hebben gemaakt. De enkele stelling van de man op zitting dat partijen een mondelinge afspraak hebben gemaakt over het aflossen van de schulden is door de vrouw betwist en door de man niet nader onderbouwd. De rechtbank zal hieraan dus voorbij gaan. Voor zover de schulden zijn vermeerderd in de periode dat het Nederlandse recht van toepassing was, zijn partijen ook voor die vermeerdering van de schulden hoofdelijk draagplichtig.
Dit betekent dat het verzoek van de vrouw, om te bepalen dat beide partijen bij helfte draagplichtig zijn voor de schulden, als op de wet gegrond zal worden toegewezen.
Omdat het verzoek van de vrouw wordt toegewezen, komt de rechtbank toe aan beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van de man. Dit verzoek zal eveneens als op de wet gegrond worden toegewezen omdat voor de door de man aangegane schuld inhoudelijk hetzelfde geldt als voor de schuld die de vrouw is aangegaan. Daarbij geldt dat voor de omgang van de schuld de hoogte op de peildatum tot uitgangspunt wordt genomen en dat partijen voor dat bedrag gezamenlijk draagplichtig zijn.
Proceskosten
Omdat het hier een familierechtelijke procedure betreft, zal de rechtbank bepalen dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag] 2000 te [plaats] (Burundi);
*
bepaalt dat in de onderlinge verhouding tussen partijen elk van hen de helft van de schulden aan DUO en aan UAF op de peildatum voor zijn/haar rekening dient te nemen en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, rechter, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 8 februari 2024.