ECLI:NL:RBDHA:2024:5229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/09/662885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp na een spoedmachtiging voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 25 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, die verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Deze beschikking volgde op een eerdere spoedmachtiging die op 13 maart 2024 was verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de minderjarige, die zich onttrekt aan het ouderlijk gezag, drugs gebruikt, en suïcidale uitspraken doet. De kinderrechter heeft de minderjarige, zijn vader en moeder gehoord tijdens de mondelinge behandeling, waarbij de minderjarige aangaf niet langer in een gesloten setting te willen blijven, maar wel open te staan voor hulpverlening.

De kinderrechter oordeelde dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter verleende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter benadrukte dat er eerst diagnostisch onderzoek moet plaatsvinden en dat de minderjarige moet starten met behandeling. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke bevestiging op 3 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/662885 / JE RK 24-445
Datum uitspraak: 25 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp na een spoedmachtiging
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
blijkens de Registratie Niet Ingezetenen wonende in België,
feitelijk verblijvende in Nederland.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 13 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 13 maart 2024 tot 26 maart 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- voornoemde beschikking van 13 maart 2024 met de daarin vermelde stukken;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 15 maart 2024.
1.3.
Op 25 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de vader;
- de moeder.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van zijn advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn veel zorgen over [minderjarige] . Reden daartoe is dat hij forse problematiek laat zien. [minderjarige] onttrekt zich aan het ouderlijk gezag, gebruikt drugs en wordt beïnvloed door zijn negatieve netwerk. Daarnaast doet [minderjarige] suïcidale uitspraken en houdt hij zich niet aan de veiligheidsafspraken. [minderjarige] gaat ook niet naar school. Ook loopt [minderjarige] veelvuldig weg. Er is dan geen zicht op waar en met wie hij verblijft. Ook op 12 maart 2024 was [minderjarige] weggelopen. De jeugdbeschermer had achterhaald waar [minderjarige] verbleef. De jeugdbeschermer heeft in overleg met de vader [minderjarige] naar de grootouders gebracht, maar toen ze daar aankwamen, stapte [minderjarige] uit de auto en liep meteen weg.. Op dit moment verblijft [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] . In 2023 is binnen het vrijwillig kader al drie keer geprobeerd om [minderjarige] op een open groep te plaatsen. Dit is steeds niet gelukt vanwege het wegloopgedrag van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling ziet daarom geen andere mogelijkheid om [minderjarige] in veiligheid te stellen dan binnen de gesloten jeugdzorg. Het is belangrijk dat er op korte termijn diagnostisch onderzoek wordt gedaan en behandeling wordt gestart. Uit het onderzoek moet onder andere duidelijk worden waarom het [minderjarige] niet lukt om naar school te gaan.
2.3.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat in het belang van [minderjarige] de plaatsing bij [jeugdzorginstelling] zo kort mogelijk moet zijn. De gecertificeerde instelling sluit zich dan ook aan bij de gedragswetenschapper, die voorstelt om het verzoek voor drie maanden toe te wijzen en het verzoek voor nog eens drie maanden aan te houden, onder afwijzing van het overige. Na drie maanden zal gekeken moeten worden hoe het met [minderjarige] gaat en of een gesloten plaatsing nog noodzakelijk is.

3.De standpunten

[minderjarige] wil niet nog langer bij [jeugdzorginstelling] in de gesloten plaatsing blijven. Hoe langer hij daar blijft, hoe slechter het met hem zal gaan. [minderjarige] verzet zich niet tegen de hulpverlening en wil ook meewerken aan een diagnostisch onderzoek, maar dan in een open setting. Hij ontkent dat er sprake is van weggeloopgedrag, zijn vader kon hem immers altijd vinden en de laatste tijd is hij steeds bij zijn vriendin. [minderjarige] vindt ook dat hij hulp nodig heeft. Daarom verzoekt de advocaat om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor zes weken, of uiterlijk voor drie maanden. [minderjarige] wil vanuit een open setting werken aan zijn problematiek en doorgaan bij [schoolinstelling] .
3.1.
De vader stemt in met de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden. Het lukt [minderjarige] niet om de juiste keuzes te maken. De vader stelt voor om, als de mogelijkheid er is, [minderjarige] in een open groep te plaatsen met de voorwaarde dat als het niet goed gaat, [minderjarige] gelijk weer naar een gesloten plaatsing moet.
3.2.
De moeder sluit zich aan bij de advocaat van [minderjarige] . De moeder breng naar voren dat [minderjarige] weg moet blijven van zijn negatieve netwerk. In de regio waar [minderjarige] nu woont, komt hij in aanraking met dat netwerk, waardoor het gedrag van [minderjarige] zich blijft herhalen. [minderjarige] is geschrokken van zijn gedrag en ziet zijn negatieve gedrag nu goed in. Het liefst ziet de moeder dat [minderjarige] op een open plek geplaatst wordt.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden. Het verzoek wordt voor nog eens drie maanden aangehouden en het meer of anders verzochte wordt afgewezen. Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Er zijn veel zorgen over [minderjarige] . Hij loopt vaak weg en er is geen zicht op waar hij dan verblijft. Het lukt hem door zijn wegloopgedrag niet om voldoende aanwezig te zijn op zijn school, [schoolinstelling] . [minderjarige] heeft ook suïcidale uitspraken gedaan, waarover de kinderrechter zich zorgen maakt. [minderjarige] zegt dat hij geschrokken is van zijn eigen gedrag. Dat is een goed begin. Maar het is te vroeg om hem naar huis te laten gaan of in een open setting te plaatsen. Er is met name door de vader meermaals geprobeerd om [minderjarige] te helpen, maar [minderjarige] werkte niet mee. Het is belangrijk dat er eerst, op korte termijn, een diagnostische onderzoek plaats gaat vinden en dat er misschien duidelijkheid komt waarom [minderjarige] zich zo onvoorspelbaar gedraagt en zo ongelukkig lijkt. Daarnaast zal [minderjarige] moeten starten met een behandeling. Op dit moment is naar huis gaan of een open plaatsing nog niet aan de orde. De jeugdbeschermer zal toezicht houden op het verloop van de plaatsing diagnostiek en behandeling en nauw contact houden met [jeugdzorginstelling] , de vader en met [minderjarige] over de vervolgstappen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 maart 2024 tot 25 juni 2024;
5.2.
houdt de behandeling voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 25 juni 2024,
5.3.
Wijst het verzoek af, voor zover het de termijn van 6 maanden overschrijdt.
5.4.
gelast de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de voornoemde zitting
een schriftelijke update (en een nieuwe instemmingsverklaring)aan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden;
5.5.
gelast de griffier tegen voormelde zittingsdatum op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming;
- de vader;
- de moeder (als informant);
- [minderjarige] ;
- de advocaat van [minderjarige] : mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 3 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.