In deze zaak heeft eiser op 13 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij zijn minderjarige zoon in Nederland te verblijven. De aanvraag was ook bedoeld voor andere gezinsleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 18 oktober 2023. Eiser heeft vervolgens op 12 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en aangezien er geen verweerschrift is ingediend door de staatssecretaris, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld om het griffierecht van € 184,- en de proceskosten van € 437,50 aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.