In deze zaak heeft eiseres op 10 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. Eiseres heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, waarna zij op 12 februari 2024 beroep heeft ingesteld. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht definitief toe, omdat eiseres voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.